Hoe wordt iemand beul?
door Ronald Crelinsten
vertaling Joop Heij
Er zijn drie hoofdwegen te onderscheiden waarlangs mensen in dit macabere vak terecht komen.
Ten eerste is daar de carrière bij de politie of het leger: iemand wordt bevorderd naar of ingedeeld bij een speciale ondervragingseenheid. Meestal worden kandidaten voor deze functies, zoals een Chileense ex-folteraar vermeldt, “zorgvuldig geselecteerd op wreedheid en betrouwbaarheid”. Veel van dit soort eenheden zijn elitetroepen die in hoog aanzien staan, zowel bij de burgers als binnen de militaire structuur zelf. Opname in zo’n eenheid kan een hele eer zijn voor de carrièrebewuste militair of politieagent.
De tweede weg verloopt via de dienstplichten betreft vooral jonge jongens uit de lagere klassen. Zij zijn meestal slecht opgeleid en afkomstig uit families die voorstander zijn van de ideologie van het heersende regime. Soms echter komt deze dienstplicht neer op regelrechte ronselarij. Er worden jongens opgepikt bij razzia’s als ze uit de bioscoop komen en daarna afgevoerd voor de basistraining. Een jongen die op deze manier bij de Contras in Nicaragua terecht kwam: “Ik geef toe dat ik hem vaker had kunnen smeren, maar ik deed het niet. Het was er leuker dan bij mijn familie. Het is waar dat als ze je eenmaal te pakken hebben, je iets van hun macht voelt. Dat maakt indruk. Ik vond het hardstikke spannend.”
De derde weg is min of meer toevallig en soms ironisch. Een Hondurese beul werkte eerst als wachtpost en werd toen overgeplaatst naar een arrestatieteam. Maar het nachtwerk stond zijn gezinsleven in de weg en daarom verzocht hij om dagarbeid, waarna hij naar de foltereenheid werd overgeplaatst. Een Peruaanse beul ging bij de politie om daar te kunnen voetballen. In zijn standplaats Cajabamba hadden terroristen een collega vermoord en daarom wilde hij naar een veiliger plek. Hij meldde zich vervolgens aan voor een ondervragingscursus in Ayacucho en zo kwam hij in de folterwereld terecht.
Training
Hoe wordt iemand getraind tot folteraar? Er zijn maar weinig mensen die er met enthousiasme aan beginnen. Zelfs de grootste sadist wordt pas via een zorgvuldige training meester in zijn vak, waarbij hij moet leren zijn slachtoffer net te snel te ‘verliezen’ in de dood. Dit is een proces dat al bij de basistraining begint en bij de inwijding in de hiërarchische structuur waarbinnen de foltereenheden opereren. Tijdens de basistraining vindt een interne selectie plaats waarbij de commandanten zorgvuldig vaststellen wie voor hun doeleinden geschikt is en wie niet. De rekruten krijgen les is het ondervragen, in het toebrengen van pijn, maar ook in het verduren van pijn en andere ontberingen. Ze worden vaak ook gedwongen om te kijken naar films die steeds gruwelijker worden, waarbij ze opdracht krijgen bepaalde details te bestuderen. Ook worden ze soms gedwongen de mishandeling bij te wonen van anonieme en geblinddoekte gevangenen.
Het hele leerproces wordt begeleid door psychologen die scherp opletten wie tekenen van zwakheid begint te vertonen en aan wie de foltereenheden dus niets hebben. In deze groepen staat het individu onder enorme druk om mee te doen, de opdrachten stipt uit te voeren en te laten zien dat je een kerel bent. Het doel bij de rekruten is bereikt wanneer die de slachtoffers niet langer zien als mensen maar als anonieme ‘subversieven’ of ‘vijanden’.
Hie stuiten we op een belangrijke eigenschap van de training: de geleidelijke overgang van het ene wereldbeeld (menselijk, burger, inlevend, liefhebbend) naar een ander (onmenselijk, folteraar, wreed, losgeslagen). Het subject wordt langzaam ongevoelig gemaakt terwijl zijn object geleidelijk aan ontmenselijkt wordt en ontdaan van iedere identiteit behalve die van de demonische vijand die jou zal doden, tenzij je je maatregelen neemt.
Na de basistraining worden de ‘besten’ eruit gepikt voor het volgen van de speciale training bij de foltereenheden. Daar krijgen ze pas echt te zien wat martelen is, hetzij door films hetzij door live demonstraties met gevangenen die als proefkonijn gebruikt worden. In zulke lessen wordt blijkens de getuigenissen vaak heel wat afgeschertst en afgelachen, waarbij de kandidaat-beulen worden aangemoedigd het slachtoffer ook aan te raken.
Maar ondanks alle training vinden folteraars die dit beroep ook daadwerkelijk gaan uitoefenen, de praktijk vaak nog erg moeilijk. Op den duur gaan echter vaak andere factoren een rol spelen, zoals de gewenning. Het martelen wordt dan routine.
Luister tot slot naar een Chileense ex-folteraar die deserteerde uit de inlichtingendienst van de luchtmacht: “Ik kan alleen maar zeggen dat het erg moeilijk is als je dit werk voor de eerste keer doet. Je verbergt jezelf en huilt, zo dat niemand het ziet. Later huil je niet meer maar voel je je alleen verdrietig. Je voelt wel een brok in je keel maar je tranen kun je inhouden. En na …. eerst niet willen … en dan weer wel willen, raak je er langzaam aan gewend. Ja zeker, er komt een moment dat je niets meer voelt van wat je aan het doen bent.”
Wreedheid is meestal niet aangeboren, maar aangeleerd.
Dit artikel en het vorige (De beulen aan het woord) zijn een samenvatting van de lezing die Ronald Crelinsten hield op het PIOOM-symposium.
(MRM, jaargang 1, nummer 2, februari 1992)