MRM – Birmese junta verdrijft islamitische Rohingya’s

Straatarm Bangladesh kan vluchtelingenstroom niet aan

door Joop Heij

“De Birmese junta voert in de provincie Arakan een regelrechte verdrijvingspolitiek. Het leger jaagt de islamitische Rohingya’s massaal de grensrivier de Naf over naar Bangladesh. Maar dat land is te arm om zoveel vluchtelingen te kunnen opvangen.”Dit vertelt Kees Bleichrodt, directeur van de Stichting voor Vluchtelingen-Studenten UAF. Hij vormde samen met de Britse antropologe Zunetta Liddell de onderzoeksmissie van Amnesty International, die in maart de vluchtelingenkampen in het grensgebied bezocht.

 

Sinds december wordt Bangladesh overstroomd door islamitische Rohingya’s uit de Birmese provincie Arakan. In de pers verschenen alarmerende verhalen over massamoorden door het Birmese leger en uitgeroeide dorpen. “Voorzover wij hebben kunnen vaststellen zijn die berichten overdreven”, zegt Kees Bleichrodt, “maar wat er gebeurt is zo al erg genoeg.”

Hij laat een hele reeks foto’s zien die hij in de kampen gemaakt heeft en zet vervolgens het tweeledige doel van de Amnesty-missie uiteen. “Behalve het verkrijgen van getuigenissen uit de eerste hand door met de vluchtelingen in de kampen te praten, moesten we ook kijken hoe de regering van Bangladesh reageerde op de enorme aantallen vluchtelingen.Er waren namelijk berichten dat ze de Birmezen probeerde terug te sturen. Maar een paar gesprekken met regeringsfunctionarissen in Dacca maakten  al meteen duidelijk dat dit niet meer zo was. De vluchtelingenstroom was zo groot dat de regering al snel in de gaten kreeg dat ze het probleem zelf niet aankon. Er komen tussen de vijf- en tienduizend mensen per dag de grens over. Dat zijn er net zo veel als bij ons in een half jaar. Daarom werd al gauw besloten tot een beleidswijziging: iedereen toelaten, de zaak opengooien en de publiciteit zoeken. Dat leek ze de beste manier om de internationale hulpverlening op gang te brengen en de Birmese regering onder druk te zetten.

 

Palongs

Na Dacca koos de missie de plaats Cox’s Bazar als uitvalsbasis. Van daaruit zijn alle negen palongs (kampen) met de auto te bereiken. Bleichrodt wijst er op dat de Bengaalse regering de vluchtelingen onmogelijk alleen kan helpen. “Het land is overbevolkt en straatarm. De vluchtelingenkampen ligt onder Chittagong in de delta die zwaar getroffen is door cyclonen. Er zijn een paar modelkampen onder bestuur van de UNHCR, waar 20.000 mensen zitten. Maar 180.000 anderen zitten in schamele hutjes vrijwel zonder voorzieningen. Er was daar net met behulp van de Wereldbank een herbebossingsproject op gang gekomen. Ze zijn nu als de dood dat die honderdduizenden vluchtelingen de jonge aanplant gaan kappen om hun potje op te koken. En als in april de moesson begint, regenen de hutjes in één klap weg.”

 

Oprotten

De missie heeft alle kampen bezocht en honderd interviews gemaakt. Die gaven volgens Bleichrodt allemaal hetzelfde beeld. “De kern van het conflict is raciaal en religieus. In de Birmese provincie Arakan wonen de Rohingya’s, die sterk afwijken van de overige Birmezen. Ze lijken uiterlijk veel meer op de Bengalen en zijn net als zij islamitisch. Door de Birmezen worden Rohingya’s beschouwd als illegale immigranten die moeten oprotten, hoewel ze al honderden jaren in Arakan wonen. In het gebied circuleren vele theorieën die de huidige strijd tussen de Birmezen en de Rohingya’s proberen te verklaren, maar de meest plausibele lijkt me deze. Met 1,2 miljoen Rohingya’s op de 2,3 miljoen inwoners van Arakan waren de Rohingya’s inmiddels in de meerderheid geraakt. Daar moet de junta stevig van geschrokken zijn. Birma telt tientallen minderheden, en stel je voor dat ook in andere gebieden minderheden lokaal zouden uitgroeien tot een meerderheid. Daarom moest Arakan gezuiverd worden.

 

Nederzettingen

Volgens Bleichrodt werd de zaak na een paar interviews al duidelijk. Alle getuigenissen stemden wonderwel overeen. “Een paar gelden begon het generaalsbewind met een actief nederzettingenbeleid om Arakan te Birmanizeren. Overal werden nieuwe dorpen gebouwd en een hele nieuwe infrastructuur aangelegd voor de vestiging van  ‘échte’ Birmezen. Voor de bouw van stuwdammen, centrales en legerkampen werden door het leger Rohingya’s in hun dorpen geronseld als dwangarbeiders. Daarbij werd grof geweld niet geschuwd. Wat ons vooral heeft geschokt is het grote aantal doden ten gevolge van de dwangarbeid. Het werk was zwaar maar de Rohingya-arbeiders kregen niet te eten. Daar moest de familie maar voor zorgen. Ze werden regelmatig afgeranseld en als ze niet meer konden werken werden ze aan hun lot overgelaten. Velen zijn gestorven. Bij onze interviews hanteerden we steeds dezelfde vragen. “Uit hoeveel mensen bestond jullie groep?”, en “Hoeveel zijn er  teruggekeerd?”. De antwoorden lagen meestal in de orde van veertig op de eerste vraag en vijf op de tweede. Daaruit konden we afleiden dat er misschien wel duizenden doden gevallen zijn bij die dwangarbeid.

 

Beleidsorder

Het feit dat pas sinds december de enorme vluchtelingenstroom op gang is gekomen, verklaart Bleichrodt uit een intensivering van de campagne van het leger en uit de lijdzame houding van de Rohingya’s.  “Je kunt aan die mensen zien dat ze lang onder de knoet hebben gezeten en nooit hebben geleerd zich te verzetten. Ze gedragen zich overdreven gedwee en gedisciplineerd. Er is geen spoortje van protest als ze bij de registratieprocedures in de kampen urenlang moeten wachten in de brandende zon. Ook als je de mensen vraagt of ze zich nooit hebben verzet tegen het Birmese leger, merk je dat. Ze kijken je dan niet-begrijpend aan. Verzetten was out of the question, dat zou je onmiddellijk met de dood hebben moeten bekopen. Toch is er op een gegeven ogenblik een eind aan hun incasseringsvermogen gekomen.De dwangarbeiders mochten meestal om de maand even naar huis. Toen het geweld erger werd gingen de mannen niet meer terug. Wanneer het leger weer langskwam voor een razzia, verborgen ze zich in de bosjes. Als de soldaten geen mannen konden vinden, namen ze beestachtig wraak op de vrouwen en de kinderen. Ik heb sterk de indruk dat het een beleidsorder was de vrouwen massaal te verkrachten. Met sommigen gebeurde dat ter plaatse. Anderen werden meegenomen, verkracht en weer teruggebracht om ze te ruilen voor nieuwe slachtoffers. De dwangarbeid heeft de eigen economie van de Rohingya’s op den duur volledig kapot gemaakt. Een riksjarijder vertelde me dat hij anderhalf jaar lang niets anders gedaan had dan dronken soldaten heen en weer rijden. Gratis natuurlijk, want als hij klaagde kon hij een klap met een geweerkolf krijgen. Op een gegeven moment werd de druk zo groot dat de vluchtelingenstroom op gang kwam.

 

Racisme

De Rohingya’s kennen wel een paar verzetsgroepen, de Rohingya Solidarity Organisation (RSO) en het Arakanese Rohingya Islamic Front (ARIF), maar die zijn zwak georganiseerd en bovendien elkaars rivalen. Bleichrodt heeft zowel met hen als met andere tegenstanders van het Birmese regime gesproken.

Hij is pessimistisch over een spoedige terugkeer van de Rohingya’s naar hun land. “De vluchtelingen willen allemaal heel graag terug, maar alleen als hun bescherming gegarandeerd is. En die hoeven ze ook van het overige Birmese verzet niet te verwachten. Want zelfs die zijn racistisch negatief tegenover de Rohingya’s. Ook als het generaalsregime in Birma verdwijnt betekent dat nog niet automatisch een verbetering voor de Rohingya’s. Zij zaten altijd al in het verdomhoekje. De meesten zijn slecht opgeleide boeren, er isw nauwelijks kader en hun gebied kent geen bijzondere rijkdommen. Voorlopig zullen ze het moeten hebben van de internationale hulpverlening. Ook de islamitische wereld heeft zich op deze kwestie gestort. Ik heb verschillende Arabische ambassadeurs gezien die hulp kwamen aanbieden. Natuurlijk lieten die zich de gelegenheid niet ontgaan om te klagen over de grove schendingen van de mensenrechten van hun islamitische broeders.

 

Bewegingsvrijheid

Volgens Bleichrodt doet de regering van Bangladesh wat in haar vermogen ligt om de vluchtelingen te helpen. Hij vindt het ook opvallend hoeveel bewegingsvrijheid en medewerking hij kreeg. “Ik ben al twee keer eerder lid geweest van een Amnesty-missie, in in 1986 en 1988, beide naar Turkije. De eerste keer ging het om het terugsturen van Iraniërs en de tweede keer om het terugsturen van Koerden naar Irak in de tijd dat Saddam Hussein hen met gifgas bestookte. Beide keren kregen we van de Turken geen centimeter ruimte, iedere stap werd gecontroleerd. Hier konden we gaan en staan waar we wilden”.

 

(MRM, jaargang 1, nummer 4, april 1992)

back

terug naar inhoudsopgave