MRM – Een vluchteling op zoek naar zijn familie

‘Ik wist dat er geen eten was en geen water’

door Joop Heij

In 1986 was Yusuf Gababa (nu 39) toevallig in Nederland toen hij te horen kreeg dat hij niet meer terug kon naar Somalië. Negen jaar daarvoor was hij al uit Ethiopië naar Somalië gevlucht. Na vijf jaren van martelende onzekerheid is zijn gezin eindelijk weer bij elkaar. Het relaas van een dubbele vluchteling.

 

De familie Gababa bewoont twee kamers van een doorgangshuis in het centrum van Den Haag. In de keuken en een zijkamertje staan stapelbedden. Ook op de vloer wordt geslapen. Twee kamers voor elf mensen. “Ik wil niet klagen na alles wat we hebben meegemaakt”, zegt Gababa, “maar geen enkele gemeente heeft een passende woning voor zulke grote gezinnen. Ook in Zoetermeer, Almere en Lelystad is niets te vinden. Ze zeggen dat het in Groningen makkelijker is. Maar daar is weer geen werk. Ik heb net een studie micro-elektronica gevolgd en wil zo gauw mogelijk een baan.”.

In de vrijwel lege woonkamer komt zijn vrouw Faduma Aden van achter een kamerscherm te voorschijn om kennis te maken. De kinderen rennen in en uit. Gababa steekt van wal.

 

“Ik behoor tot de Somalische minderheid in het zuiden van Ethiopië. Daar wonen verschillende volken door elkaar, behalve Somaliërs ook Oromo’s en Abbo’s. Na mijn studie telecommunicatie in de hoofdstad Addis Abeba werd ik door de revolutionaire regering van Mengistu teruggestuurd naar het zuiden. Ik werd districtsadministrateur in Negeli en moest de mensen daar vertellen dat het allemaal veel beter zou worden dan onder keizer Haile Selassie. Maar dat viel tegen. Het leger trad zeer eigenmachtig op en terroriseerde de bevolking. Al snel ontstonden overal in Ethiopië verzetsgroepen. Rond Negeli was dat het Somali & Abbo Liberation Front (SALF). Als het leger verliezen leed nam het meteen wraak. Er gebeurden verschrikkelijke dingen. Ze schoten vaak zomaar boeren dood die vanuit de stad met voedsel onderweg waren naar hun dorpjes. Ze beweerden dan dat de boeren eten brachten naar de vrijheidsstrijders. Ik kreeg hier steeds vaker mee te maken. Dan moest ik overleggen met kolonel Ragasa Jima, de provinciaal gouverneur en tevens commandant van het leger. Hij hield de soldaten altijd de hand boven het hoofd. Als ik protesteerde riep hij dat ik steeds de kant van de bandieten koos.”

gobaba

Kapotte uitlaat

“Op een gegeven moment liep het mis.Tijdens een patrouille maakte een kapotte uitlaat een knallend geluid. De commandant dacht dat ze aangevallen werden. Meteen gaf hij bevel een aantal inwoners van het dichtstbijzijnde dorp te vermoorden. De rest werd met vee en al meegenomen naar Negeli. Ragasa Jima wilde de dorpelingen straffen, maar ik had van de soldaten gehoord wat er werkelijk was gebeurd en protesteerde. We kregen ruzie en daarna vroeg Ragasa Jima aan de autoriteiten in Addis Abeba om mijn ontslag. Toen ik vlak daarna weer protesteerde tegen de arrestatie van 37 nomaden, liet iemand van de veiligheidsdienst mij weten dat mijn eigen leven gevaar liep. Dezelfde nacht vluchtte ik met mijn vrouw en zoontje Mohamoud van zeven maanden. We liepen 500 kilometer in elf dagen, via Kenya naar Mandera aan de Somalische grens. Toen heb ik geleerd dat je ook lopend kunt slapen en weer fris kunt worden. We waren bang dat de Kenyase autoriteiten ons zouden terugsturen naar Ethiopië. Sinds de onafhankelijkheid van Kenya in 1963 wordt de Somalische minderheid daar slecht behandeld omdat zij ook zelfstandigheid wil. Daarom vermomden we ons als nomaden. Uiteindelijk belandden we in de Somalische hoofdstad Mogadishu.”

 

Groot Somalisch Rijk

“Eind 1977 sloot ik me aan bij het SALF, de bevrijdingsorganisatie van Somaliërs en Abbo’s. Ik werd eerst commandant van een verzetsbrigade in Ethiopië. Later deed ik voornamelijk politiek werk. In 1978 en 1979 kwamen Russische adviseurs de Ethiopische regering helpen. Ook vochten er Cubanen mee met de infanterie. Daardoor moesten we veel bevrijd gebied prijsgeven en terugkeren naar een guerrillatactiek. In het begin kregen we veel steun van Siad Barre, de president van Somalië. Maar hij wilde alle Somaliërs verenigen in een Groot-Somalisch Rijk en weigerde het zelfbeschikkingsrecht van de Somaliërs in Ethiopië te erkennen. Dit leidde later tot conflicten. In 1984 sloten Mengistu en Siad Barre het Akkoord van Djibouti. Ze kwamen overeen de verzetsbewegingen in elkaars landen niet langer te steunen. Siad Barre liet onze wapens in beslag nemen en onze kantoren sluiten. In die tijd moest ik vaak op reis. Op 20 juni 1986 kwam ik in Nederland aan. Ik had in Zwitserland van Nestlé een zending melkpoeder gekregen en ging naar Rotterdam om toezicht te houden op de verscheping. Twee dagen later hoorde ik dat ik niet meer terug mocht naar Somalië. Toen heb ik hier politiek asiel aangevraagd. Het is dus eigenlijk toeval dat ik in Nederland ben.”

 

Geharrewar

“Na een jaar werd mijn asielverzoek afgewezen. De beslissing luidde dat ik in Somalië niets te vrezen had. Ik begreep er niets van, ik had genoeg documenten om te bewijzen dat ik wél gevaar liep. Toen ik in beroep ging wilden ze weer nieuwe papieren, want de andere vonden ze te oud. Na veel geharrewar kreeg ik tweeënhalf jaar later wel politiek asiel. Al die tijd was het vreselijk moeilijk voor mij. Ik mocht niet reizen en niet werken en ik hoorde maar weinig van mijn vrouw en kinderen. Omdat zij niet voor zichzelf konden zorgen moesten zij weg uit Mogadishu. Ze moesten naar Coriyoley, een stadje van 40.000 vluchtelingen onder beheer van UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. Al spoedig kwam er een ultimatum: eind 1989 zou de voedseluitdeling stoppen en vóór die tijd moest iedereen kiezen voor terugkeer naar Ethiopië of voor definitieve integratie in de Somalische samenleving. Maar in Somalië werd de burgeroorlog steeds gruwelijker en de voedselsituatie steeds hopelozer.”

 

Elkaar kwijtgeraakt

“Toen ik in januari 1990 eindelijk asiel kreeg wilde ik meteen mijn gezin daar weghalen. Maar toen moest ik van de politie eerst bewijzen dat het míjn gezin was en dat ze nog in leven waren. Ze wilden officiële bewijzen zien van de Somalische autoriteiten. Dat ging erg moeilijk. In Somalië moest je overal geld voor betalen en als dat niet ging, moest je mensen zien te vinden die een goed woordje voor je wilden doen. Uiteindelijk kreeg mijn vrouw met behulp van de UNHCR alle benodigde papieren en reisdocumenten. Op 25 september, ik weet het nog precies, kreeg ik toestemming voor gezinshereniging. Ik moest alleen nog zien dat ik het geld voor de reis bij elkaar kreeg. Maar voor het zover was, bereikte de oorlog ook de hoofdstad Mogadishu. Mijn vrouw en kinderen waren net in Mogadishu om de reisdocumenten op te halen. Midden in een schietpartij zijn ze elkaar kwijtgeraakt. Mijn vrouw kwam met de kleinste ten noorden van Mogadishu terecht, de kinderen ergens ten zuiden. Gelukkig was er niemand gedood of gewond geraakt. Een paar dagen later heeft het verzet de kinderen geëvacueerd naar Coriyoley. Later hoorde mijn vrouw dat, en na vijftien dagen vonden ze elkaar terug. Dat is een wonder. Met Coriyoley was toen al helemaal geen contact meer mogelijk. Al die tijd hoorde ik niets van ze, maar ik wist wel dat er geen eten meer was, geen water, niets meer, alleen maar honger en dood.”

 

Fl. 7000 telefoonkosten

“Ten einde raad heb ik via kennissen in Amerika telefoonnummers gekregen in Kenya. En via via kwam ik aan nummers in het grensgebied met Somalië, en uiteindelijk kreeg ik daar iemand aan de lijn die bereid was contact te zoeken met het SALF. Dagen later hoorde ik dat mijn gezin nog in Coriyoley was. Ik slaagde erin om wat geld naar Kenya te sturen, zodat het verzet een auto kon huren om mijn familie uit Coriyoley op te halen. Maar halverwege Somalië moesten ze terugkeren omdat ze onder vuur kwamen te liggen. Korte tijd later moesten de mensen uit Coriyoley ook weg. Net als de meesten liep mijn familie naar Kenya. Onderweg was alles erg duur, ze moesten hun kleren verkopen om aan eten te komen. In het grensstadje Liboya gaven ze zich over aan de Kenyase politie. Ze mochten niet naar Nairobi, maar na lang smeken van mijn vrouw belden ze mij in Nederland. Toen heb ik geloof ik iedereen ingeschakeld om ze hier te krijgen. Ik heb eindeloos heen en weer gebeld, de telefoonrekening liep op tot 7000 gulden. Iedereen hielp mee, de vluchtelingenorganisaties VVN en UAF, de Sociale Dienst, mijn huisbaas, Buitenlandse Zaken, de UNHCR, de Diaconessenstichting, allemaal hebben ze meebetaald aan de tickets. Op 24 februari stonden ze ineens op Schiphol en ik ook”.

gobaba2

Gered uit de chaos

Yusuf Gababa is zichtbaar geëmotioneerd geraakt. Zijn vrouw zit naast hem, een paar kinderen hangen om hen heen. Ze spreken nog geen Nederlands, maar ze weten kennelijk precies waar het op dat moment over gaat. Na een tijdje vraag ik voorzichtig of hij niet terug wil, nu de situatie in de Hoorn van Afrika zo veranderd is. Siad Barre en Mengistu zijn verdreven en in Ethiopië zijn vrije verkiezingen beloofd. Gababa aarzelt: “Ik weet het niet. Economisch gezien zou het voor mij voordeliger zijn terug te gaan. Ik zou daar zo een goede positie kunnen krijgen als oud-SALF-man. Maar ik vertrouw de zaak niet. In Somalië gaat de burgeroorlog gewoon door. En het SALF is uiteengevallen in twee partijen, Somaliërs en Abbo’s. Eigenlijk wil ik helemaal niet meer in de politiek. Ik heb mijn gezin nu net gered uit de chaos en ik ben bang voor nieuwe chaos”.

 

(MRM, jaargang 1, nummer 1, januari 1992)

back

terug naar inhoudsopgave