President Kérékou al zestien jaar in zadel
door Joop Heij
In 1960 werd de Franse kolonie Dahomey onafhankelijk. De eerste 12 jaar van zijn onafhankelijke bestaan was het een van de roerigste landen van West-Afrika. Het beleefde zes staatsgrepen en versleet elf presidenten.
Aan deze instabiliteit kwam in 1972 een einde, toen een groep jonge officieren onder leiding van Mathieu Kérékou de macht greep Hij stelde een Nationale Militaire Raad in, veranderde de naam van het land in Volksrepubliek Bénin en voerde het eenpartijstelsel in: Parti de la Révolution Ppulaire de Bénin (PRPB). Twee jaar later riep hij het marxisme-leninisme uit tot staatsideologie en nationaliseerde hij de belangrijkste bedrijven. Kérékou verenigde in zichzelf de functies van president van de republiek, president van de Nationale Uitvoerende Raad, minister van nationale defensie en president van het Centraal Comité van PRPB. Nu, zestien jaar later, zit Kérékou nog steeds in het zadel. Maar de stabiliteit is slechts schijn. De regering kan zich alleen handhaven door onderdrukking en door een uitgekiende verdeel-en-heerspolitiek.
In de beginjaren van zijn bewind overleefde Kérékou diverse couppogingen. Vooral tussen 1979 en 1984 werden veel van zijn tegenstanders gevangen genomen en gemarteld. In 1984 leek het er even op dat de situatie zou verbeteren. Ter gelegenheid van Kérékou’s herverkiezing tot president kwamen veel gevangenen vrij door een presidentiële amnestie. Maar de ontspanning was van korte duur. Al in 1985 volgden nieuwe arrestatiegolven, die tot op de dag van vandaag aanhouden. Vele ex-gedetineerden werden opnieuw gearresteerd.De toegenomen onderdrukking van de oppositie lijkt vooral een gevolg van de protesten tegen de economische politiek van het regime. Ook Bénin ontkomt niet aan de gevolgen van de economische wereldcrisis.
Zoals zoveel Derde -Wereldlanden, gaat ook Bénin gebukt onder een enorme buitenlandse schuldenlast. De nationale economie zit volledig in het slop en vaak is er te weinig geld in de staatskas om de ambtenarensalarissen te betalen. Om de crisis het hoofd te bieden en voor nieuwe leningen in aanmerking te komen, is Kérékou gedwongen zich neer te leggen bij de harde eisen van het IMF en de Wereldbank: rigoureuze bezuinigingen, en liberalisering en privatisering van ondernemingen.
De bezuinigingen en de scherpe stijging van de kosten van het levensonderhoud hebben geleid tot protesten van de bevolking. En de enige manier om het groeiende protest de kop in te drukken, is strenger optreden tegen iedere vorm van oppositie. Nu bestonden fundamentele rechten als vrijheid van meningsuiting en van organisatie toch akl niet in Bénin. Maar de laatste paar jaar is zelfs de geringste kritiek al voldoende reden voor arrestatie.
Onder de gevangenen bevinden zich veel studenten, scholieren en academici. In maart 1985 braken studentenonlusten uit die verscheidene maanden aanhielden en waarbij ten minste één dode viel, Parfait Atchaka. De studenten waren ontevreden met de door de regering gecontroleerde organisatie voor studentenbelangen en eisten een betere vertegenwoordigingsregeling. In deze roerige periode waren de scholen en de univeristeit enige tijd gesloten, terwijl de veiligheidstroepen opdracht hadden demonstranten zonder pardon neer te schieten. Onder deze dreiging eindigden de demonstraties, maar de staking hield aan tot juni 1985. Veel demonstranten werden gearresteerd omdat zij lid zouden zijn van de verboden communistische partij of van verdachte studentenorganisaties. In juni 1988 werden van de circa 130 arrestanten uit die tijd nog zo’n 70 gevangen gehouden.
Een bijzondere tactiek volgden de autoriteiten ten aanzien van de in het buitenland (meestal de Sovjet Unie) verblijvende studenten. Verscheidene werden naar Bénin teruggeroepen en meteen bij aankomst gearresteerd. Ook zijn twee gevallen bekend van naar het buurland Togo gevluchte Béninners, die daar al geruime tijd woonden en werkten alvorens ze werden gearresteerd en uitgeleverd aan Bénin.
Al met al telt Bénin momenteel meer dan 200 politieke gevangenen, waarmee het land een triest record houdt
in West-Afrika. Ruim honderd van hen zijn door Amnesty geadopteerd als gewetensgevangenen. Uit de talloze getuigenverklaringen valt een duidelijk patroon af te leiden. Behalve op diverse politiebureaus, komen arrestanten terecht in beruchte militaire kazernes als Camp Guézo en Camp du PLM in Cotonou, Camp Séro Kpéra in Parakou, en in de Prison Civile in Segbana. Direct na hun arrestatie worden ze langdurig ondervraagd door de Permanente Onderzoekscommissie voor de Staatsveiligheid, die buiten ieder wettelijk kader opereert en president Kérékou rechtstreeks adviseert over gevangenhouding of vrijlating. Gedurende deze tijd zitten de arrestanten meestal in donkere en smerige cellen, krijgen ze geen of onvoldoende voedsel, mogen ze zich niet wassen of bezoek ontvangen en krijgen ze geen juridische bijstand.
Wie gedetineerd blijft, krijgt geen proces en hoort ook niet wat de aanklacht is. Bij de ondervragingen is marteling schering en inslag. Een van de toegepaste methodes is de zogeheten rodeo. De arrestanten moeten dan, meestal in tegenwoordigheid van andere gevangenen of van bezoekers, over scherpe keien kruipen, waarbij soldaten op hen inslaan met stokken, koppels, zwepen of geweerkolven. Op deze wijze hoopt men niet alleen informatie los te krijgen maar ook de toeschouwers te intimideren.
Ten minste één gevangene is aan de gevolgen van marteling overleden. In december 1987 werden Marcellin Glele Akpoko en Bah Bagnikan Yaya Malehossou in Abomey opgepakt omdat hun zoons gezocht werden. Ze werden ondervraagd en gemarteld. Later werden hun zoons gearresteerd. Remy Glele Akpoko stierf in januari 1988 ten gevolge van de martelingen. Bourama Malehossou overleefde het. Pas enkele maanden later werden de vaders vrijgelaten.
Begin dit jaar werd een economische wanhoopsactie president Kérékou bijna noodlottig. Om een oplossing te vinden voor het nijpende geldgebrek, tekende hij een lucratief contract met het Europese bedrijf Sesco, voor de opslag van westers chemisch en nucleair afval in Saklo, in de buurt van de voormalige hoofdstad Abomey. Dit werd een aantal uit die streek afkomstige militairen toch te gortig en zij probeerden de regering omver te werpen. De staatsgreep mislukte en in maart en april werden ongeveer 150 militairen , onder wie kapitein Hountondji van de Presidentiële Garde en politiecommissaris luitenant-kolonel François Kouyami, gearresteerd op beschuldiging van deelname aan een samenzwering tegen de staat.Van vele gevangen genomen militairen is bekend dat zij gemarteld zijn, waardoor onder meer Hountondji er ernstig aan toe is.
Korte tijd later besloot de Revolutionaire Raad een bijzonder tribunaal in te stellen om de gevangenen te berechten. Amnesty heeft er inmiddels bij de regering op aangedrongen de verdachten een eerlijk, volgens internationaal aanvaardbare maatstaven verlopend proces te geven. Tot op heden hebben deze processen niet plaatsgevonden.
Overigens zouden er volgens de autoriteiten tussen mei en juli nog eens twee samenzweringen tegen de regering zijn ontmaskerd. Het is niet bekend wat er met slachtoffers van de daaropvolgende arrestaties gebeurd is.
(Wordt Vervolgd, jaargang 21, nummer 12, december 1988)