Een geschiedenis van geweld
door Joop Heij
Colombia kent een geschiedenis vol geweld. Het Latijns-Amerikaanse land wordt al meer dan een eeuw geteisterd door interne politieke strijd tussen de federalistische liberalen en de centralistische conservatieven. Het inspireerde de schrijver Gabriel García Márquez tot het personage kolonel Buendia, die voortdurend opnieuw ten strijde moet trekken.
In de jaren vijftig, de periode van de zogenaamde Violencia (het geweld), vielen meer dan 200.000 doden. In 1957 sloegen de beide partijen de handen ineen . Dit monsterverbond vormde een voedingsbodem voor de vorming van guerrilla-bewegingen op het platteland.
In de jaren tachtig kwam een dialoog op gang tussen de regering en de guerrilla-strijders en in 1986 nam de links-geörienteerde oppositiepartij Unión Popular deel aan de presidentsverkiezingen. Deze legale politieke partij werd een belangrijk doelwit voor politieke moorden.
De opkomst van de rijke en daardoor zeer machtige drugskartels in de jaren tachtig zorgde voor belangrijke verschuivingen in het machtsspectrum van Colombia. Eind augustus vorig jaar kondigde de Colombiaanse president Virgilio Barco de ‘totale oorlog’ tegen de drugskartels aan.
De Colombiaanse publieke opinie reageerde nogal sceptisch over de te verwachten resultaten van dit offensief. Men herinnerde zich nog maar al te goed hoe het met de vorige ‘totale oorlog’ van 1984 was afgelopen. In dat jaar had de toenmalige president Betancur eenzelfde uitroeiing van de maffia beloofd. Net als vijf jaar geleden lijkt het recente offensief langzaam dood te bloeden. De kopstukken zijn allen ondergedoken, enkele kleine jongens werden uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Vele moorden en bomaanslagen zijn door de maffia als vergelding gepleegd en er wordt alweer druk gespeculeerd over afschaffing van het uitleveringsverdrag met de VS. Net als toen heeft de drugsmaffia aangeboden de Colombiaanse buitenlandse schulden te betalen in ruil voor een algehele amnestie.
Het is zeer de vraag of de wijdvertakte en voor Colombia uiterst lucratieve coca-handel op korte termijn uit te roeien is.De drugsmaffia heeft in vrijwel alle algen van de maatschappij een flinke vinger in de pap. Daarbij bedient zij zich van twee wezenlijke menselijke zwakheden: hebzucht en angst. De drugsbazen krijgen bijna overal hun zin, is het niet door middel van smeergeld of omkoping dan wel door middel van intimidatie. En mocht er iemand echt lastig worden dan wordt de lastpak opgeruimd. De maffia kent geen scrupules.
(Wordt Vervolgd, jaargang 22, nr. 12, december 1989)