Wordt Vervolgd – Guatemala glijdt weer af naar terreur

Christen-democratie machteloos tegenover doodseskaders

door Joop Heij

In januari 1986  haalde het volk van Guatemala opgelucht adem. Na vele jaren militaire dictatuur die alleen al begin jaren tachtig 40.000 doden had gekost, werd de christen-democraat Vinicio Cerézo de nieuwe burgerpresident. Hij begon voorzichtig met de uitvoering van zijn belofte het land te democratiseren en de mensenrechten te laten eerbiedigen. Hierdoor keerden zelfs enkele duizenden vluchtelingen aarzelend uit de kampen in Mexico terug. Maar na dit hoopvolle begin lijkt het tijdperk van de terreur weer helemaal teruggekeerd. Couppogingen, ontvoeringen, martelingen, ‘verdwijningen’, massamoorden en doodseskaders zijn weer aan de orde van de dag. Dit alles vindt men terug in een stroom rapporten van Amnesty.

Bij zijn aantreden op 6 januari 1986 kreeg Cerézo meteen al een onaangename erfenis van de militairen. Zijn voorganger generaal Efrain Rios Montt, die net als daarvoor de generaals Romeo Lucas García en Humberto Mejía Victores een waar schrikbewind gevoerd had, liet op de valreep nog even een wet aannemen die amnestie garandeerde aan allen die betrokken waren bij politieke misdaden uit de periode van 23 maart 1982 tot 16 januari 1986. President Cerézo vatte dit kennelijk op als een posthume waarschuwing van de dictatuur om het verleden maar liever te laten rusten. Wel stichtte hij enkele nieuwe organen ter naleving van de mensenrechten, maar deze bleken niet effectief. Ook begon hij voorzichtig met landbouw-hervormingen, waarbij land onder enkele duizenden landloze boeren verdeeld werd. Kennelijk waren zelfs deze druppels op de gloeiende plaat nog teveel voor uiterst rechts en daarmee gelieerde delen van het leger. Twee keer, in mei 1988 en in mei 1989, overleefde de burgerregering ternauwernood een staatsgreep. Volgens een document in het kritische blad La Epoca , dat in juni 1988 door bomaanslagen ter ziele ging, kon de regering de eerste staatsgreep alleen overleven door de eisen van de opstandelingen in te willigen. Deze eisten verbetering van de amnestieregeling, die in 1987 al een keer was uitgebreid in het kader van de Middenamerikaanse vredesakkoorden van Esquipulas.

Overigens lijkt de burgerregering vooral in het zadel te blijven doordat de Verenigde Staten dreigen hun financiële hulp in te trekken bij terugkeer van de dictatuur.

STECSAguate

Maar vooral het laatste jaar is het met de naleving van de mensenrechten weer droevig gesteld. Inmiddels melden de kranten al weer zo’n tien moorden ‘verdwijningen’ per dag. Naast de oude bekende doodseskaders zijn nieuwe actief geworden, met namen als Jaguar Justiciero (Rechtbrengende of wrekende Tijger) en La Dolorosa (de Smartelijke). Zij laten dodenlijsten en dreigbrieven circuleren en volgen hun toekomstige slachtoffers vaak opvallend, totdat die ontvoerd en meestal vermoord worden. Als vanouds grijpt daarbij de politie niet in, ook niet als die in de buurt is.

Amnesty heeft talloze aanwijzingen dat de daders uit politie- en legerkringen afkomstig zijn. De enige manier om aan de dood te ontkomen is onderduiken of vluchten naar het buitenland. De bedreigden, van wie ook vaak familieleden gevaar lopen, zijn vooral leden van mensenrechtenorganisaties als GAM (Steun aan Familie van Verdwenenen) en SERJ (de nieuwe Indianenbond), van de elektriciteitsvakbond STINDE, en van de christelijke basisgemeenten, CEB. Ook de studentenbond AEU van de Universiteit van San Carlos heeft het zwaar te verduren. In februari 1989 ontploften twee bommen bij het huis van studentenleider Aarón Ochoa, die daarna voortdurend bedreigd is en sinds 23 augustus wordt vermist. De actieve vakbond van de coca-cola-fabriek, STECSA, heeft een muziek- en theatergroep, die wordt geterroriseerd sinds zij bij een optreden in februari het leger op de hak nam. Eerst werd bij een overval Fladio Panteleón in zijn voet geschoten en op 2 juli werd zijn broer José Roland vermoord. De rest van de groep is gevlucht of ondergedoken.

De toename van het geweld valt ook af te leiden uit het weer oplaaien van de strijd tussen leger en guerrilleros. Daarbij worden wederom veel boeren het slachtoffer, louter op verdenking van heulen met de vijand. Er is melding gemaakt van tweee massamoorden: in de Petén (het noordoostelijke oerwoudgebied) en in het gehucht El Aguacate (provincie Chimaltenango). Nog steeds blijkt deelnemen aan de vrijwillige burgerwacht PAC voor de boeren een plicht te zijn waaraan zij zich slechts met gevaar voor eigen leven kunnen onttrekken. In deze toenemende chaos wordt steeds vaker geroepen om een sterkere man dan president Cerézo. Is het toeval dat ex-dictator Rios Montt zich inmiddels, maar nu als burger, kandidaat heeft gesteld voor de presidentsverkiezingen van 1990?

(Wordt Vervolgd, jaargang 23, nr. 1, januari 1990)

backterug naar inhoudsopgave