Democratie in zicht na tien jaar sandinisme
door Joop Heij
Afgelopen juli is het tien jaar geleden dat Sandinistische vrijheidsstrijders een eind maakten aan het schrikbewind van dictator Somoza. Ook sindsdien is het land maar weinig bespaard gebleven: Het werd geteisterd door jaren van burgeroorlog, natuurrampen en een boycot door de VS, die tot een economische catastrofe leidden.
Nicaragua is bankroet en het volk leidt honger. Maar door de akkoorden van Esquipulas II in 1987 is een proces in gang gezet dat langzaam maar zeker vrede en democratie naderbij brengt.
Sinds de sandinistische revolutie heeft Nicaragua een bijzondere plaats in de Nederlandse samenleving. Tussen tal van gemeenten in beide landen bestaat een officiële stedenband. Jarenlang had Nicaragua ook het grootste aandeel in de Nederlandse ontwikkelingshulp voor de regio Midden-Amerika.
De familie Somoza wist maar liefst 42 jaar aan de macht te blijven en en zich tegelijkertijd schaamteloos te verrijken. Daarbij werd zij altijd gesteund door de VS, die zo hun belangen het best beschermd achtten. De strijd om deze dictatuur omver te werpen was een zeer harde en bloedige. Na de overwinning begonnen de Sandinisten meteen met de ontwikkeling van het land, bijvoorbeeld een alfabetiseringscampagne waarbij met behulp van de studenten vrijwel het hele volk in één jaar lezen en schrijven werd geleerd. Maar omdat de Sandinisten communisten waren en als zodanig hulp kregen van Cubaanse en Sovjet adviseurs, werden zij door de Amerikanen met veel argwaan bekeken. President Reagan noemde Midden-Amerika zijn achtertuin en deelde mee daarin geen communisten te kunnen toelaten. Reagan startte een gigantische financiële en militaire steunoperatie aan gevluchte Somozisten en voorts aan iedereen die bereid was tegen de Sandinisten te vechten. In Costa Rica en Honduras werden militaire kampen ingericht van waaruit deze zogenaamde contra’s regelmatig guerrilla-acties op Nicaraguaans grondgebied ondernamen. In Honduras en voor de kusten hielden Amerikanen vaak grootscheepse oefeningen en Nicaragua was bevreesd voor een inval.
Nicaragua accepteerde uiteraard graag iedere vorm van hulp, maar tegelijkertijd werd duidelijk dat dit alles weinig uithaalde en dat het vooral ging om de houding van de VS. Zolang de VS de contra’s bleven steunen of met een bezetting dreigden , zou Nicaragua onder druk blijven staan en onder de noodtoestand leven. Dit betekende onder meer de invoering van speciale oorlogswetgeving, opschorting van de meeste burgerrechten en willekeurige arrestaties op grond van verdenkingen van
steun aan de vijand.
Zo’n situatie is natuurlijk niet bevorderlijk voor een strikte naleving van de regels op het gebied van de mensenrechten en er kwamen dan ook steeds meer berichten over schendingen, zowel door de contra’s als door de Sandinisten. Een bijzondere positie hierbij namen de indianen in, die door de Sandinisten uit de grensgebieden en oorlogszones werden gedeporteerd en ver landinwaarts werden geherhuisvest. De indianen, door iedere regering altijd weer verwaarloosd en niet voor vol aangezien, hadden gedeeltelijk de kant van de contra’s gekozen en werden door de Sandinisten verdacht van ondersteuning van de guerrilleros.
Voor veel Nederlanders ontstond hiermee een probleem. Zoals dat gaat onder vrienden bestond eert de neiging deze schendingen niet te willen geloven en vervolgens wilde men ze het liefst bagatelliseren en zelfs vergoelijken. In een oorlogssituatie golden nu eenmaal andere wetten, zo was de redenering, en de regering was dus wel tot harde maatregelen gedwongen om het land te redden van de Amerikaanse agressie. Daarmee werd de schuld van alle mogelijke uitwassen bij voorbaat al bij de Amerikanen gelegd.
Amnesty benaderde de Nicaraguaanse regering regelmatig over punten die haar zorgen baarden: intimidatie van de oppositie, slechte gevangenisomstandigheden, het optreden van de staatsveiligheidsdienst DGSE en diens incommunicado-detenties, de anti-somozistische volkstribunalen, en het vasthouden van gewetensgevangenen. Men moet de Sandinisten nageven dat de door Amnesty aangekaarte gevallen vrijwel altijd werden onderzocht en de schuldigen bestraft, maar er blven ook onopgeloste zaken. Omdat de contra’s nooit permanent een stuk grondgebied van Nicaragua beet hielden en er dus ook geen op een regering gelijkende macht konden uitoefenen, kon Amnesty niet officieel bij deze organisatie protesteren tegen de door zijn soldaten in Nicaragua begane ontvoeringen, martelingen en executies. Wel heeft Amnesty hierover meermalen de Hondurese – en VS-regering benaderd, omdat zij immers degenen waren die de contra’s officieel steunden.
In augustus 1987 kwam er verandering in de situatie. toen de presidenten van Nicaragua, Costa Rica, Honduras, El Salvador en Guatemala, die genoeg hadden van de voortdurende strijd in de regio, een aantal akkoorden tekenden, die uiteindelijk de vrede in heel Midden-Amerika moesten bewerkstelligen (Esquipulas II). Voor Nicaragua hield dit in dat men rechtstreeks met de contra’s moest onderhandelen en dat er een pluriforme democratie met vrije verkiezingen moest komen. Honduras en Costa Rica verplichtten zich tot sluiting van de kampen van de contra’s op hun gebied. De VS waren buiten deze regeling gehouden en wilden er trouwens aanvankelijk ook niet aan meewerken. Het zo op gang gekomen proces verliep uiterst moeizaam. Er was over en weer veel argwaan bij de onderhandelingen met de contra’s, maar in januari 1988 werd de noodtoestand opgeheven, waardoor ook de burgerrechten hersteld werden en de mensenrechtensituatie verbeterde.
Veel gevangenen werden vrijgelaten en de persvrijheid hersteld: het blad La Prensa en Radio Católica konden weer aan het werk. Met de contra’s werd op 23 maart 1988 het Akkoord van Sapoa gesloten, waarna een voorlopige wapenstilstand heerste, die tot op heden steeds door de Sandinisten is verlengd.
Er leek echter een kink in de kabel te komen, toen in juli 1988 een demonstratie van de oppositie in Nandaime flink uit de hand liep. Dit gaf aanleiding tot 38 arrestaties en de uitwijzing van ambassadeur Melton van de VS, die als aanstichter van de ongeregeldheden gezien werd. Overigens trad er aan het eind van 1988 weer enige ontspanning in, die leidde tot tot de vrijlating van alle arrestanten van die demonstratie. In januari 1989 mocht de oppositie voor het eerst weer demonstreren. Deze ontspanning werd zeker ingegeven door door de verkiezing van Bush tot president van de VS.
De grote doorbraak kwam echter in februari, toen de vijf Midden-Amerikaanse presidenten bijeenkwamen om het Esquipulas II-akkoord nieuw leven in te blazen. Toen werd definitief besloten tot opheffing van de Hondurese contra-kampen en tot amnestie voor hen die ongewapend naar Nicaragua zouden terugkeren. Inmiddels heeft ook de ontspanning tussen Oost en West gevolgen gekregen voor de opstelling van de VS. Bush en Gorbatsjov lijken nu eendrachtig te streven naar stopzetting van alle buitenlandse militaire hulp aan de regio en naar terugtrekking van alle ‘adviseurs’. Onlangs heeft het Nicaraguaanse parlement besloten tot vrijlating van 1894 Somozisten, waarna er vrijwel geen politieke gevangenen meer zijn.Tevens zijn er vrije verkiezingen vastgesteld voor februari 1990, waarbij de emoties ongetwijfeld wel weer hoog zullen oplopen. Nicaragua heeft ook zonder oorlog zijn handen al vol aan het bestrijden van de economische ontreddering. Maar er is hoop, want zelfs de oppositie heeft de VS al gevaagd het handelsembargo op te heffen.
(Wordt Vervolgd, jaargang 22, nr. 9, september 1989)