Strijd in Oost-Suriname duurt voort
door Joop Heij
Precies een jaar geleden bezondigde het Surinaamse leger zich aan een reeks moorden onder de burgerbevolking van Oost-Suriname. Gebrek aan resultaten in de strijd tegen het Junglecommando van Ronnie Brunswijk leidde tot vergeldingsacties onder de bosnegers, de bevolkingsgroep waaruit de rebellen zijn voortgekomen.
Sindsdien is er in Suriname veel positiefs gebeurd. Een referendum bracht een nieuwe Grondwet en parlementsverkiezingen, waarna een burgerregering werd gevormd. Met Nederland is een akkoord gesloten over hervatting van de ontwikkelingshulp en met de rebellen werden vredesonderhandelingen aangeknoopt. Maar de situatie is minder rooskleurig dan deze ontwikkelingen beloven.
In een onlangs verschenen aanvulling op het Amnesty-rapport “Schendingen van mensenrechten in Suriname” staan gedetailleerde gegevens over de septembermoorden van 1987. Die maand werden in totaal vijftien mensen vermoord, allen langs de weg van Brownsweg naar Pokigron. Onder de slachtoffers waren enkele vrouwen en kinderen.
Het officiële Surinaamse Persbureau sprak van onvermijdelijke slachtoffers onder de burgerbevolking, die toevallig in de vuurlinie terecht waren gekomen. Maar getuigenverklaringen maakten later duidelijk dat er bij deze incidenten geen leden van het Junglecommando in de buurt waren. Waarschijnlijk betrof het hier vergeldingsacties tegen de bosnegers, of een waarschuwing aan de bevolking geen steun te verlenen aan de rebellen. Deze acties misten hun uitwerking niet en leidden tot een hernieuwde uittocht van vluchtelingen naar buurland Frans-Guyana.
Bouterse exit?
Hoe groot de verontwaardiging over deze nieuwe reeks moorden door het leger ook was, de aandacht werd al snel afgeleid door de opzienbarende politieke ontwikkelingen van dat najaar. Op 30 september (die dag vielen 4 van de 15 doden) werd bij referendum een nieuwe grondwet goedgekeurd, die leidde tot vrije verkiezingen en tot de ondertekening van een aantal internationale verdragen over de mensenrechten.
Eind november werd een nieuwe Nationale Assemblee gekozen en al spoedig volgde de beëdiging van een burgerregering. Bij de verkiezingen behaalden de ‘oude’ politieke partijen een enorme overwinning. De vertegenwoordigers van de militairen bleken nauwelijks aanhang te hebben. De soldaten moesten terug naar de kazerne en de politiek voortaan weer aan de burgers overlaten. Legerleider Bouterse had immers steeds verklaard dat hij zich bij de resultaten van de verkiezingen zou neerleggen. Maar betekent de aftocht van het leger uit de politiek nu ook een volledige overdracht van de macht aan de nieuwe regering van president Shankar? Hierover lopen de meningen uiteen.
Het aantreden van een burgerregering heeft de kans op vrede en op sociale en economische stabiliteit zeker vergroot. Onderhandelingen met minister Bukman in mei en juli overtuigden Nederland van de bereidheid van Suriname tot economische hervormingen. Hierdoor kwam een principe-akkoord tot stand over hervatting van de Nederlandse ontwikkelingshulp per mei 1989. Onder bepaalde voorwaarden krijgt Suriname voortaan 200 miljoen gulden per jaar, terwijl voorlopig een overbruggingskrediet van 100 miljoen is verleend voor de allernoodzakelijkste investeringen in industrie, infrastructuur en onderwijs.
Langatabiki
Ook de kans op vrede leek aanvankelijk groot. Sinds begin 1988 ondernam het Junglecommando geen acties meer en door bemiddeling van de christelijke kerken kwamen vredesonderhandelingen tot stand. Maar het leger voelde hier weinig voor, zodat de vijandelijkheden begin augustus werden hervat.. Het leger zegt uitsluitend de economische belangen van Oost-Suriname te willen verdedigen, maar lijkt in werkelijkheid opnieuw jacht te maken op het Junglecommando, nu met toepassing van nieuwe, van de Brazilianen geleerde anti-guerrilla-tactieken.. Er zijn inmiddels weer doden en gewonden gevallen, en de rebellen hebben hun Langatabiki opgegeven, volgens Brunswijk om de burgers van de streek niet in gevaar te brengen.
Het aantal vluchtelingen in Frans-Guyana bedraagt momenteel zo’n tienduizend en het ziet er niet naar uit dat zij snel naar Suriname zullen terugkeren. Integendeel. Net als Brunswijk bij de onderhandelingen over opheffing van het Junglecommando, eisen zij als voorwaarde voor hun terugkeer garanties over de veiligheid in hun woongebied. En die garanties komen er niet zolang het legeer het in deze kwestie voor het zeggen heeft.
Overigens betekende het aantreden van een burgerregering niet dat de mensenrechten niet meer worden geschonden. Volgens de regering zitten er sinds de jaarwisseling geen politieke gevangenen meer vast in Suriname. Maar in mensenrechtenkringen komt men tot een schatting van zeventig gedetineerden, tegen wie geen aanklacht is ingediend. Ook het moorden is niet gestopt. Op oudejaarsdag nog werden zes bosnegers bij Atjoni door soldaten gedood.
Amnesty heeft over deze en eerdere schendingen van mensenrechten herhaaldelijk bij de Surinaamse regering om opheldering gevraagd. Amnesty vindt dat alles moet worden gedaan om de schuldigen aan deze moordpartijen op te sporen en te vervolgen. Bovendien moet iedereen die op grond van zijn overtuiging zonder vorm van proces vastzit, onmiddellijk worden vrijgelaten. Tot op heden heeft de Surinaamse regering niet gereageerd op deze eisen.
Men hoeft zich niet al te veel illusies te maken over grondige zuiveringsacties binnen het leger. De ervaring leert dat nieuwe regeringen na de beëindiging van een dictatuur niet staan te springen om schoon schip te maken. De pas verworven vrijheid en de nieuwe democratie achten zij meestal nog te kwetsbaar om een werkelijke confrontatie met de militairen aan te durven.
(Wordt Vervolgd, jaargang 21, nummer 9, september 1988)