Door Joop Heij
Hoofdstuk 7 – De Vuurproef
De hele week had Zero in grote spanning gezeten, zelfs zozeer dat zijn schoolwerk er onmogelijk door was geworden. Hij hoorde vrijwel niets van wat er in de klas gezegd werd en zag al zijn huiswerk en proefwerken de mist in gaan. En toen het hem aan de vooravond van zijn dag des oordeels ook al niet gelukt was het opstel te fabriceren dat hij door fataal uitstelgedrag nu echt onvoorwaardelijk als allerlaatste kans de volgende dag moest inleveren, besloot hij de grote dag niet verder te laten verpesten door zoiets onbelangrijks als school, maar te spijbelen om zich optimaal te kunnen concentreren op wat komen ging.
Maar ook tijdens de winkelkruistocht in de vooravond van de beslissende vergadering, kon Zero zijn hoofd nauwelijks bij het werk houden, ondanks dat hij zich er zeer sterk van bewust dat hij door allen nauwlettend werd gadegeslagen. Tot zijn enorme opluchting kwam Dr. Brains op een gegeven moment met de verlossende mededeling dat ze deze avond al vroeger dan gepland de voorgenomen acties moesten afbreken. In plaats van naar de volgende winkel begaven ze zich naar het clubhuis, voor de vroegtijdige afhandeling van de beloofde beslissingsprocedure, “om Zero niet nog langer in spanning te laten zitten”.
De beslissing werd Zero niet door Dr. Call maar door Dr. Brains persoonlijk meegedeeld. Dit gebeurde via een voor zijn doen uitvoerige toespraak, wat Zero het gevoel gaf dat er aan zijn kandidaatschap kennelijk veel waarde werd gehecht.
Ze konden hier rustig hun gang gaan, zei Dr. Brains, want ze hadden vanavond het rijk alleen, omdat hij de dienstdoende vormingswerker en het handjevol aanwezige kinderen had weggestuurd voor een uurtje of wat, met de mededeling dat ze belangrijke zaken te bespreken hadden en dat ze daarbij nu even geen pottekijkers en luistervinken konden gebruiken. En deze eis werd natuurlijk onmiddellijk ingewilligd, want je hield het niet voor mogelijk hoe begrijpend, inlevend, tolerant en zelfs ondersteunend en bevorderend het maatschappelijk werk geworden was, vooral ten behoeve van de hedendaagse moeilijke jeugd, “uit welks midden de onmiskenbare signalen gehoord en verstaan en de eigen creativiteit en waardevolle initiatieven gehonoreerd dienen te worden, indien wij willen voorkomen dat de kloof tussen de maatschappij en voornoemde probleemgroeperingen te groot wordt en uitmondt in een onherstelbare bodemloze afgrond die niet meer op vruchtbare wijze gedempt dan wel overbrugd kan worden.”
Dr. Brains had zichtbaar moeite zich niet verder door zijn minachting voor de welzijnssector te laten meeslepen, besloot dan toch zich te beperken tot belangrijker zaken en zei: “Maar laat ons terugkeren tot de plaats waar bedoelde initiatieven reeds zo ver gevorderd zijn dat woorden in daden worden omgezet.”
Zo brak eindelijk de beslissende fase van deze avond aan.
“Zero!”, begon Dr. Brains, “Ja, Zero, want zo heet je nog steeds, zolang je nog niet het tegendeel hebt bewezen. Zero, het zal je verheugen te vernemen dat je tot de beste kandidaten behoort die we tot nu toe gehad hebben.” Hij pauzeerde even om Zero de gelegenheid te geven inwendig juichend te blozen, ging echter onverstoorbaar verder voordat deze zich ongemakkelijk kon gaan voelen. “Zero, je was misschien zelfs wel onze beste kandidaat ooit, en daarom zal ik jou – en de anderen – nu uitvoerig uiteenzetten hoe ik er toe gekomen ben, eh…, hoe wij ertoe gekomen zijn te besluiten middels jouw toelating een belangrijke stap te zetten in onze ontwikkeling. Het wordt een forse sprong voorwaarts, een historisch moment, ja een mijlpaal bijna, en een noodzakelijke en cruciale schrede ook, want het werd de hoogste tijd de kinderschoenen te verlaten en volwassen zevenmijlslaarzen aan te trekken. Maar vóór ik je ga vertellen wat er nu eigenlijk van je verwacht wordt, en welke grote eer je te beurt valt, moet ik toch eerst even wat theoretiseren aan de hand van een eenvoudig stukje letter- en getallensymboliek waar de Kabbalisten nog een puntje aan kunnen zuigen…. maar laat ik onze kostbare tijd niet verdoen met dingen waar jullie toch geen bal verstand van hebben. Welaan dan, zoals jullie allen weten, wordt Zero ons tiende lid, maar valt zijn naam onder de elfde letter. Let nu allemaal even goed op. Niet alleen is het zo dat deze twee onlosmakelijk verbonden onderdelen opgeteld het getal 21 opleveren, wat alleen al aanduidt dat we hiermee volwassen dienen te worden, maar ook wordt Zero bij ons de eerste wiens rangnummer zal bestaan uit reeds in de anderen bestaande cijfers. Wij, van 1 tot en met 9, verschillen allemaal qua getalssymbool van elkaar, maar bij Zero, onze huidige 0 en onze toekomstige 10 dus, keren voor het eerst cijfers terug die we al hadden – niet meer 1 maar 2 van de basiscijfers die ons hele getalssysteem structureren en die gezamenlijk in staat zijn ieder willekeurig getal te genereren. Dit feit, dat Zero gaat bestaan uit een combinatie van al bestaande cijfers, de 1 en de 0 dus, naast het bereiken van de 21 optelsom, maakt ons duidelijk dat hier iets heel bijzonders aan de hand is. Door zich zelf als laatste, als Zero, als nul of niets dus, toe te voegen aan de eerste, aan mij, nummer 1 dus, voegt hij als het ware ons allen in één verenigende act tesamen en versmelt hij tot 10. Maar ik ben eigenlijk niet nummer 1, zoals jullie weten, al ben ik wel de de eerste en de belangrijkste. De echte nummer 1 is de A, die onbezet moet blijven, maar die wij wel kunnen benaderen in de Actie. Nummer 10, Zero dus als hij slaagt, verenigt in zijn rangnummer zichzelf, de nul, en de Actie, de 1, waarmee hij definitief toegang tot ons krijgt. Maar de naam die hij krijgt, en die uit zijn actie ontstaat, begint met een K, het geen het getal 11 is. Nu bestaat het getal elf, wat Zero dus óók wordt, uit de twee meest indrukwekkend getallen, namelijk – en dit is buitengewoon veelbetekenend – uit twéé enen, twee keer Actie dus, oftewel een dubbele Actie. Dit nu duidt er al op dat de daad waarmee Zero toegang moet verdienen, een zeer bijzondere daad zal moeten zijn. Met het bereiken van een getalssterkte in onze groep die voor het eerst reeds bestaande getallen integreert – en toch een nieuw getal is – en met het bereiken van een letter die in zijn rangorde verwijst naar een dubbele daad, worden wij dus echt volwassen, mits de daad van toelating natuurlijk van voldoende gewicht is om aan deze eisen te kunnen voldoen. Zero krijgt op deze wijze het unieke buitenkansje iets heel bijzonders te verrichten, iets wat nog niemand van ons verricht heeft. Jullie zullen het met me eens zijn dat Zero tijdens de proeftijd al overduidelijk heeft aangetoond dat hij uit het goede hout gesneden is voor het leveren van een bijzondere prestatie. Vandaar dat wij hem met een gerust hart in staat mogen achten tot deze uitzonderlijke roeping.”
Op dit moment onderbrak Dr. Brains zijn betoog even om zijn indrukwekkende redenatie te laten doordringen en bezinken in de minder getalenteerde breinen van zijn ademloze gehoor. De groepsleden staken hun bewondering voor Dr. Brains’ uitzonderlijke talenten bepaald niet onder stoelen of banken. Zij keken juist met openlijke bewondering, ja halfgoddelijke verering naar hem op.
Het duizelde Zero een beetje en hij wist niet zo goed wat hij hiervan denken moest, maar vereerd voelde hij zich zeker.
“Goed dan, tot zover is het dus duidelijk, zie ik”, beweerde Dr. Brains tegen beter weten in, “dan kom ik nu toe aan waar het eigenlijk om gaat: de opdracht die moet worden uitgevoerd om te worden toegelaten. Ik stel mij voor hiermee tegelijkertijd tot een opschroeving van onze initiatierite te komen, tot een zodanig niveau dat we er ook in de toekomst een beetje mee uit de voeten kunnen. Goed, ik zei dus al dat we als groep zo langzamerhand volwassen moeten worden. Willen we echt meetellen en voortaan serieus genomen worden, dan kan dat dus alleen door een Zeer Bijzondere Daad. Nu vraag ik jullie, beste collegae, mee te denken, wát die Bijzonder Daad dan wel kan zijn. Wát is nu eigenlijk de Bijzonderste Daad, die laten we zeggen de uiterste consequentie bevat die een daad kán bevatten? Voor mij was het antwoord op die vraag niet moeilijk te vinden, maar het is natuurlijk de vraag of jullie het ook zo voor de hand liggend vinden. Of jullie óók over zo veel inzicht beschikken. En of jullie ook dit zuivere gevoel voor de noodzakelijke inzet hebben. Nou, wie heeft er een suggestie?”
Schaapachtig grinnikend haalden de meeste groepsleden hun schouders op en plotseling bleken ze ergens anders in het lokaal van alles te bestuderen te hebben. Ze hielden er helemaal niet van om steeds weer op een dergelijke manier door Dr. Brains met hun eigen onkunde geconfronteerd te worden, maar ze raakten er zo wel van doordrongen waar hun plaats was en dat ze blij mochten zijn dat ze mochten meedoen met zo’n formidabel genie als aanvoerder.
“Helpt de K jullie dan helemaal niet?” informeerde Dr. Brains nog eens uit de hoogte.
“Iets waar de hele wereld een kick van krijgt misschien?” kon je Dr. Junk horen mompelen. En “Kutten kan het ook niet zijn, die zijn met een C” overlegde Dr. Fuck bij zichzelf, waarna Dr. Giggle “Knallende klapsigaren!” hi-hi-de.
“Voor mij zijn jullie allemaal krezie!” brulde Dr. Idiot, en dat was misschien zo’n gekke opmerking nog niet.
Zero hield zorgvuldig zijn mond, want hij had dan wel bepaalde ideeën, maar het was hem duidelijk dat hij zich hier buiten moest houden als kandidaat: hij kon toch moeilijk zich zelf zijn opdracht verlenen.
“Wat zou er toch van jullie terecht moeten komen als je mij niet had”, verzuchtte Dr. Brains, “Jij ook geen idee Dr. Call?”
Dr. Call pijnigde beschaamd doch vergeefs zijn hersens af en moest met een rood hoofd zijn onvermogen en onwetendheid erkennen – en daarmee de superioriteit van dr. Brains…
“Nee? Is het dan helemaal niet in jullie botte koppen opgekomen wat de uiterste daad zou zijn wanneer je in actie bent tegen de vijand? En is het jullie dan niet eens opgevallen dat het bereiken van de tien in ons decimale stelsel al een woordhint bevat? Dat het woord decimeren daarmee overeenkomt? Wat zoiets betekent als het verminderen van het aantal vijanden? Zero, ik zal je niet langer in het ongewisse laten. Je zwijgt weliswaar evenzeer als het graf als de anderen, maar misschien vermoed jij zelf al wel waar ik heen wil, je lijkt me er intelligent genoeg voor. Geachte heren doktoren, Zero zal ons door zijn daad – die wij op diverse manieren kunnen parafraseren onder termen als Koudmaken, Kop d’r af, Kapotschieten, Koppie kleiner en ga zo maar door – in ons midden voortleven als the one and only….. Dr. Kill!”
Er viel een doodse stilte. De leden van de groep hadden duidelijk moeite de reikwijdte van Dr. Brains plannen tot zich door te laten dringen. Maar toen ze eenmaal aan het idee gewend waren, werd er een eerst aarzelend, maar al snel tot angstaanjagend niveau aanzwellend vreugdegehuil aangeheven. Vervolgens werden zowel Dr. Brains als Dr. Kill-in-spe luidkeels gefeliciteerd en alvast triomfantelijk op de schouders gehesen en juichend rondgehost.
“Heren, heren toch,” probeerde Dr. Brains de boel te sussen. “Het is nog niet zo ver. En bovendien weten we nog helemaal niet of Zero de uitdaging aanneemt. Dat wil ik trouwens nu ook nog helemaal niet van hem weten. Ik wil dat hij er eerst thuis rustig over nadenkt, zonder dat wij druk of invloed op hem kunnen uitoefenen door onze aanwezigheid. Want wij hebben slechts iets aan een bewust gedane keuze, aan gemotiveerde strijders. Maar ik vertrouw natuurlijk wel zonder meer op een goede afloop. En trouwens, van verraders houden wij hier niet, moge dat duidelijk zijn!”, liet hij er dreigend op volgen.
“Joehoe, zijn jullie klaar met jullie vergadering?,” kwam het bebaarde, bebrilde en besnorde blozende hoofd van de welzijnswerker om de hoek van de deur kijken, “mogen wij er weer bij?”
Hierdoor keerde de rust in de groep terug en kwam er een eind aan deze gedenkwaardige zitting, maar pas nadat Dr. Brains nog tegen Zero had opgemerkt, dat het het mooiste en het meest stijlvol zou zijn als hij zijn daad zou volvoeren met een mes, tenzij hij zelf nog een ander, niet-mechanisch wapen met een K kon verzinnen. Want het was duidelijk dat hier slechts het edele handwerk in aanmerking kwam, om er persoonlijk zoveel mogelijk bij betrokken te zijn, dat begreep Zero zeker wel?
*
Zero had een week bedenktijd gevraagd. Zei, dat men in een geval als dit, niet zorgvuldig en weloverwogen genoeg te werk kon gaan en dat de zaak beslist niet overhaast mocht worden. Maar meer dan een week leek hem ook niet nodig. Deze serieuze benadering kwam hem op een goedkeurend schouderklopje van Dr. Brains te staan, die de gelegenheid aangreep om hem (zijn ernst, zijn toewijding) aan de anderen ten voorbeeld te stellen.
Die week ging Zero helemaal niet meer naar school. Hij zou er toch niets opgestoken hebben, nog minder dan anders. Zero probeerde bewust over zijn daad na te denken: het zich voor te stellen, zich in te beelden, zich in te leven, hoe hij daar zou staan, hoe hij zou toestoten, wat hij precies zou doen en zou voelen als de daad verricht was – maar het lukte hem niet.
Omdat hij vond dat de ernst van de situatie dat verlangde, had Zero zich thuis willen opsluiten, waar toch nooit meer iemand was die hem zou kunnen storen bij zijn voorbereidingen. Het leek hem stug dat zijn moeder nog een keer per ongeluk plotseling zou komen opdagen.
Eigenlijk vond hij het vervelend dit toe te geven, maar de aard van de opdracht ging toch verder dan hij in zijn stoutste dromen had verwacht, en eerlijk gezegd voelde hij zich zeer onzeker en misschien wel een beetje geschokt.
Maar thuis hield Zero het niet uit. Een vreemde onrust dreef hem weer de straat op, net als vroeger, zodat hij zichzelf al snel weer rondfietsend en rondzwervend aantrof, verwoed het gehele stadsdeel doorkruisend.
Buiten keek hij met een aandacht die groter was dan ooit te voren naar de dingen en de mensen – als om hun definitieve waarde te bepalen. Maar zijn inventariserende inspectietochten werden op een vreemde wijze gestoord door het feit dat hij nu plotseling (wat vroeger nooit gebeurde) regelmatig overal andere groepsleden tegenkwam, die hem weliswaar met rust lieten, maar toch niet konden nalaten veelbetekenend tegen hem te lachen, hem bemoedigend toe te knikken of hem luidruchtig te groeten. Of, zoals Dr. Giggle deed, iets als K, K, K, tegen hem te roepen, met een vreemde schorre aspiratie achter in de keel, zodat er eigenlijk meer sprake was van Kch, Kch, Kch, de bekende jongetjesmanier van schieten – wat hij nog benadrukte door zijn wijsvinger op hem te richten terwijl de overige vingers zich om de denkbeeldige kolf met trekker klemden en de duim als haan omhoog stak.
En toen ook Dr. Call hem een paar maal opbelde om te vragen hoe het met hem ging en of hij misschien iets nodig had, wist Zero dat hij in de gaten gehouden werd. Alleen Dr. Brains liet niets van zich zien of horen.
Zero besloot zijn onrust te negeren en zich te dwingen thuis te blijven om een besluit te nemen. Wat moest hij doen? Hij wist het werkelijk niet. Zelfs niet tot op het allerlaatste moment.
Bij de groep horen, graag; maar daarvoor iemand om het leven brengen, was het dat wel waard? Zou het niet toch ook mogelijk zijn erbij te blijven zonder dat te doen? Desnoods dan maar als eenvoudige Zero? Maar tegelijkertijd verwierp hij deze mogelijkheid weer, want het was natuurlijk duidelijk dat hij niet met dit kinderachtige verhaaltje bij ze aan hoefde te komen. Dat het ze bloedige ernst was, viel niet te betwijfelen. Zero stond in de huiskamer bij de tafel en keek naar de telefoon. Hij zou zelfs de politie kunnen bellen. Maar wat een onzin, er was toch niets gebeurd? Niets behalve een aantal flauwe grappen die ze hadden uitgehaald, waaraan hij zelf nota bene net zo hard had meegedaan. Misschien waren daarvan maar een paar strafbaar, terwijl nog te bezien stond of ze daarvoor überhaupt straf zouden krijgen, bij het heersende tolerante rechtsklimaat.
En hoever zou de wraak van Dr. Brains reiken? Wat was er eigenlijk tegen om iemand te doden? Mensen zat, teveel eigenlijk. Tenslotte gebeurde dat overal, iedere dag, voor vele doeleinden, uit idealisme, uit haat, uit hebzucht, uit noodzaak, per ongeluk, of waarom dan ook. Je kon er zelfs onderscheidingen voor krijgen als je het goed deed met de juiste permissies, of je kon er voor gestraft worden als je het verkeerd deed tegen de gevestigde orde in, – het was maar net hoe je het bekeek. Wat was het leven, wat waren andere mensen hem eigenlijk waard? Van wie zou hij het erg vinden als ze de pijp uit gingen? Van de leden van de groep ongetwijfeld. Maar verder? Zijn leraren? Zijn medescholieren? Zijn buren? (zijn buren ja!) Zijn familieleden? Zijn moeder? Hijzelf misschien? Het zou allemaal wel weer een kwestie van opvoeding of instelling wezen, overwoog Zero, of indoctrinatie, hoe je er tegenaan keek.
Zero liep naar buiten, het balkon op, en leunde over de balustrade om in de diepte te kijken. Niemand te zien, er was geen enkel leven in de wijk. Het enige teken van leven was de voortrammelende metro, die eens in de tien minuten door zijn goot (dit beeld uit de gedichten van de buurman was blijven hangen) van het ene halfoverkapte lege stationnetje naar het andere gleed.
Er wás al helemaal geen leven meer hier. En wat er was stelde helemaal niets voor. Dus kon je er ook nauwelijks iemand van beroven. En eentje meer of minder, wat deed het er eigenlijk dan nog toe? Misschien zou het zelfs wel zo zijn, dat hij ook in ander opzicht dan gezien vanuit hun eigen groepsstreven, een goede daad verrichtte. Want dat er op deze aarde overbevolking heerste, en wel in eigen land in het bijzonder, was hem op school wel duidelijk geworden, al had hij er dan weer geen reet van begrepen waarom diezelfde leraren die je dat vertelden zich dan zo uitsloofden voor de bestrijding van kindersterfte in de Derde Wereld, en voor de verbetering van de gezondheidszorg en de verhoging van de voedselopbrengsten.
Nee, Dr. Brains had gelijk, hun hele groep had gelijk, het werd hoog tijd dat er iets radicaal veranderde. En hem, Zero, Dr. Kill, zou de eer te beurt vallen, later, de eerste te zijn geweest die de uiterste consequentie had aanvaard, die de daad bij het woord had gevoegd. Want met gelul, daar kwam je ook niet verder mee, dat was toch zo langzamerhand wel duidelijk.
Goed, zijn besluit stond vast. Hij zou het doen. Misschien wel niet van harte, maar het moest nu eenmaal een keer gebeuren en ten slotte moest iemand het doen. Het was nu eenmaal zo dat hij toevallig aan de beurt was, en dan moest je niet zo laf zijn terug te krabbelen. Het systeem moest niet verstoord worden. En als hij het niet deed, dan deed de volgende kandidaat het wel, dus wat maakte het ook allemaal uit. En bovendien, natuurlijk lagen de woorden daad en dood niet voor niets zo dicht bij elkaar. Je hoefde de A’s maar door O’s te vervangen – twee zero’s nota bene! Alsof dat niet genoeg betekende!
De heren konden gerust zijn, hun Dr. Kill zouden ze krijgen.
Dokter Kill… Hij proefde er langzaam van. Een mooie naam, een angstaanjagende naam ook, dat moest hij toegeven. Die stond vast ook heel mooi op een muur…
Zero greep naar de spuitbus en oefende net zo lang tegen de binnenkant van het balkonbeton tot er een representatieve vorm was ontstaan die zijn goedkeuring kon wegdragen en die hij moeiteloos uit de losse pols kon aanbrengen, in toepasselijk rood.
Daarna ging hij vastberaden de deur uit en spoot heel Klotenhoef, zijn eigen woongebouw, onder met waarschuwingen, en vervolgens ook nog een aantal belendende percelen. Het was zijn, Dr. Kill’s, originele manier om zijn besluit op voorhand aan de groep mee te delen.
*
Die donderdag gebeurde er in de Bonte Rat niets bijzonders. Geen toejuichingen in de keet, het bleef allemaal heel rustig en ernstig. Ze hadden allemaal zijn nieuwe naam duizendvoud in de buurt zien verschijnen en geweten.
Zwijgend drukten zijn collega’s hem de hand om hem succes en geluk te wensen. Het was gedaan met het kinderspel, men leek dat te beseffen. Het ernstigst van allen keek Dr. Brains, die wel zenuwachtig leek.
Dr. Kill voelde zich langzamerhand behoorlijk superieur aan de anderen worden. Zíj waren de onschuldige kwajongens, maar hij, hij zou iets dóen, iets wat de anderen niet deden, niet eens durfden of konden misschien. Hij verdíende hun bewondering. Hij zou hierna de grootste, de belangrijkste zijn.
Het schoot hem door het hoofd dat Dr. Brains misschien daarom wel zo uit zijn gewone doen was. Die besteedde geen seconde aandacht aan zijn geliefkoosde stapeltje boeken, dat hij gewoontegetrouw met zich meegesleept had. Wellicht voelde hij dat zijn onaantastbare leiderspositie door de nieuwe ontwikkeling in het gedrang zou kunnen komen. Dat mannetje was ten slotte niets dan woorden, terwijl hij, Dr. Kill, de daden zou stellen waar Brains altijd de mond vol van had.
Volkomen onverschilligheid voorwendend en met een grenzeloos gevoel van macht (dat hij herkende, dat hij vaker had gevoeld als de beslissing van hem afhing) zei hij tegen ze dat ze maar gewoon moesten afwachten. Ze zouden het vanzelf wel merken als het zover was. De rest konden ze rustig aan hem, Dr. Kill, overlaten.
Al vrij kort nadat hij er binnengekomen was ging Dr. Kill als een autoriteit de deur weer uit, alleen, de rest van het genootschap in mateloze bewondering, maar ook opgewonden bezorgdheid en nerveuze verwarring achterlatend.
*
Op weg naar huis besloot Dr. Kill dat het beste en ook het veiligste was er geen gras over te laten groeien, niet te wachten tot de dag van morgen. Door geen uitstel te dulden, liep hij de minste kans nog aan het aarzelen te raken. Als het toch moest gebeuren, dan maar meteen, hij was er nu voor in de juiste stemming.
Hij begaf zich linea recta naar huis en haalde de fraai bewerkte kris van de muur, deze vlijmscherpe mengeling van zwaard en dolk, die een oom ooit uit Indonesië had meegebracht. Geen gewoon mes, hoe groot en scherp ook, maar deze kris zou door zijn symbolische beginletter het moordwapen worden, dat had hij allang besloten. Uit de keukenla haalde hij het wetstaal en begon de kris langzaam en zorgvuldig te slijpen, tot hij scherp genoeg was om papier te klieven. Hij herinnerde zich dat zijn moeder de kris wel eens als overmaatse briefopener had gebruikt.
Hij was zich ervan bewust dat zijn handelen ook voor hemzelf niet van gevaar ontbloot was. Het beoogde slachtoffer zou zich wellicht verweren, groot en sterk zijn, zelfverdedigingstechnieken kunnen beheersen, een pistool op zak hebben, of andere onverwachte problemen kunnen opleveren. Maar door dergelijke overwegingen mocht hij zich niet van de wijs laten brengen. Een tot in de puntjes verzorgd wapen, een kill berekenende blik, een trefzekere hand, – dat was wat hij nodig had nu.
En bovenal vertrouwen in de goede afloop.
Die avond wachtte hij tot het volledig duister was. Hij had geluk, het was een stikdonkere nacht, met stormachtige windvlagen en zware bewolking, vol onheilspellende dreiging, maar zonder regen. Onwillekeurig schoot hij in de lach toen hem in deze omstandigheden enige dichtregels van de buurman te binnen schoten:
Het steunt en kreunt en kermt en kraakt
Eén oerkracht morrelt aan de nacht
En buiten wordt er eentje afgemaakt
(Maar naast hem was het helemaal niet warm en zacht)
Toen wist hij waar hij naartoe zou gaan.
*
Vastberaden verliet hij het appartement op de zevende verdieping van het gebouw Klotenhoef. Hij liep de galerij af, stak op de hoek door naar de liftkoker aan de andere kant en zoemde naar beneden. Eenmaal beneden stak hij wederom door naar de andere kant, via een van de tochtige tunneltjes, en daarna liep hij het grasveld op, in de richting van de ringweg. Daar liep hij onderdoor via de fietsers- en voetgangerstunnel. Hij was nu aan de buitenkant van de wijk, aan de rand van het park. Langzaam liep hij het pad op dat naar het bruggetje voerde dat toegang gaf tot het eiland dat toegang gaf tot zijn eiland. Aan de overzijde van het tweede bruggetje, aan het einde van de wereld, bleef hij staan en inspecteerde de in het duister verzonken coulissen langs het pad. Na een korte aarzeling installeerde hij zich achter een van de eerste boomstammetjes naast het pad. Het was een gevaarlijke plek, want het park en het eilandcomplex werden veelal bezocht door hondenuitlaters en met die beesten wist je het maar nooit. Die zou hij dus met rust laten, het zou gekkenwerk zijn overbodige risico’s te lopen.
Uit angst kwamen hier verder maar weinigen om deze tijd van de dag, zelfs overdag waagden zich hier maar weinig mensen alleen, maar er was ongetwijfeld altijd wel één waaghals die het duister en de elementen wilde trotseren. Hij had de tijd. Hij kon wachten. Het vergrootte zelfs de waarde van zijn daad.
Een volkomen onbekende, iemand naar wie je zelfs niet zou omzien als hij zielloos ter aarde lag, was dat niet het hoogst bereikbare? Benaderde deze meedogenloosheid niet het meest perfect het ideaal van de Pure Actie? Een Anonieme Actie, zijn dubbele doel, want was hij niet elf is twee keer 1?
Hij klemde zijn vingers koesterend om de kris onder zijn jas en richtte zijn langzaam aan het duister wennende ogen op het bruggetje vóór hem, dat toch nauwelijks zichtbaar in het aardeduister verzonk.
Dr. Kill had de dodenwacht betrokken.
Lees verder: Epiloog – De doem van het moederschap