Door Joop Heij
Hoofdstuk 10: De kater 1
De volgende ochtend verliep in een nogal bedrukte stemming. Als je het nuchter bekeek zouden de meeste aanwezigen juist in een feeststemming moeten verkeren, want was men er niet in geslaagd om een levensgevaarlijke aanval op het vertrouwde functioneren van het Projekt af te slaan? En was het niet zo dat men met vereende krachten de booswicht, deze van aanvang aan vreemde eend in de bijt, toch maar mooi definitief had weten te lozen? Toch moest je veeleer constateren dat vrijwel iedereen op de een of andere manier aan de gebeurtenissen van de voorgaande avond een kater had overgehouden.
Ten eerste zat vrijwel iedereen natuurlijk met de bekende naweeën van het onvermijdelijke drankmisbruik, waaraan ook een redelijk lange nachtrust weinig had kunnen veranderen. Uiteraard was het feestje na de sensationele afgang van Harmen Grootzien abrupt afgebroken en werd er hooguit nog wat nagepraat. Maar de meesten waren toch al gauw naar hun kamer verdwenen.
Ten tweede hadden sommigen het gevoel dat er een lekker brokje voor hun neus was weggekaapt, omdat de likkebaardend tegemoet geziene openbare terechtstelling, voorafgegaan door een schijnproces met louter aanklagers en getuigen á charge waarin de uitspraak conform de eis zou zijn, nu helaas geen doorgang kon vinden, al zou je ook kunnen zeggen dat die al plaatsgevonden hád.
Ten derde had een enkeling toch last van een knagend geweten, waarbij men zich weifelend afvroeg of de zaak misschien niet op een wat rustiger en stijlvoller manier had kunnen worden aangepakt en of een dergelijke escalatie niet voorkomen had kunnen worden.
Ten vierde vroegen de beroepskrachten zich af of ze hun werk wel goed deden als begeleiders en stimulatoren van de onder de Projektdeelnemers levende initiatieven en of ze zo niet te kort schoten bij het uitoefenen van de hun opgedragen taak.
Ten vijfde verkeerde men in het onzekere of de avond geen onaanvaardbaar staartje had gekregen in de vorm van het verongelukken van de gevluchte of verdrevene, maar in het ochtendblad was niets te vinden en ook het veelbeluisterde nieuws tijdens het ontbijt op het zakradiootje van een van de congresgangers repte niet van verontrustende feiten die aanleiding zouden kunnen zijn voor de vorming van schuldgevoelens.
Ten zesde bestond er volstrekte onzekerheid over hoe het nu verder moest, want dat de zaak hiermee nog niet was afgedaan mocht duidelijk zijn, nu in hun midden nog steeds de (ex?)vriendin van de Projektontwikkelaar verkeerde, en dat beloofde dus nog wat.
Ten zevende had het wat slimmere deel van de Projektleden vaag het gevoel niet slechts verlost te zijn van een vervelende indringer maar tegelijkertijd beroofd te zijn van wat wel eens de ultieme verenigende factor binnen het Projekt kon zijn, in de vorm van een externe vijand die noodzakelijk was om zo’n zootje los zand te verbinden tot een hechte formatie, een metselspecie die het wankele bouwwerk de schijn van een stevige constructie kon verlenen.
Ten achtste was er nog de veelbeklaagde bezitter van de getroffen Volkswagen, die maar weer moest zien hoe hij een toereikende schadevergoeding van de verzekeraar of van de veroorzaker zou lospeuteren, wat nog wel eens op onaangename onderhandelingen kon uitdraaien.
Ten negende waren daar de jongeren, die nu echt heel duidelijk in de gaten begonnen te krijgen dat er met al die ouderen niks dan moeilijheden te verwachten waren, dat de gerezen problemen de hunne niet waren, en dat er naar het zich liet aanzien weinig lol bij het Projekt te beleven viel, al moesten ze toegeven dat de sensatie van de vorige avond best wel cool was geweest.
Ten tiende waren daar natuurlijk Ada en Jozef, die niet geheel onschuldbewsust waren, want Ada had het knagende gevoel dat haar spelletje te ver was gegaan, ja dat haar spelletje misschien wel was uitgespeeld, en Jozef wist best dat hij de plek naast de WC bewust had uitgekozen om te provoceren, want het was natuurlijk duidelijk dat iedereen daar die avond wel een keertje langs moest.
En dan waren er verder nog talloze gevoelens van onbehagen méér, die minder belangrijk zijn om te vermelden, alleen al op grond van het feit dat er al tien zijn opgesomd en omdat iedereen met het voorhanden materiaal de rest zelf wel kan bedenken. Maar we kunnen er vanzelfsprekend niet omheen uitgebreid aandacht te besteden aan de laatste en belangrijkste persoon die de kwalijkste gevolgen van de avond ondervond. Want tenslotte was hij degene met de grootste, langst aanhoudende en diepst ingrijpende kater. Om zijn lotgevallen is het ons voornamelijk begonnen en vanaf heden zal hij de enige zijn die nog een rol speelt in deze geschiedenis.
Lees verder: Hoofdstuk 11 – De kater 2