Perspectief – deel 1. De Projekt-ontwikkelaar – 12. Zwartboek

Door Joop Heij

Hoofdstuk 12: Zwartboek

De eerste ochtend die Harmen Grootzien in zijn nieuwe functie van zelfstandig Projekt-ontwikkelaar achter zijn gloednieuwe directiebureau doorbracht was tegelijkertijd moeizaam en bevredigend. Hij was zich ervan bewust dat hij systematisch te werk moest gaan, maar het kostte hem de grootste moeite niet meteen lukraak te beginnen met de ontwikkeling van één der vele projecten die door zijn hoofd spookten.

Om de zaak vruchtbaar aan te pakken, zo realiseerde hij zich, diende hij in ieder geval twee dingen eerst te doen: het inventariseren van alle mogelijke ideeën en daarna het opstellen van een programma – volgorde en tijdsplanning – volgens welke de ideeën afgewerkt zouden worden. Het was hem nog niet precies duidelijk hoe alles zou moeten, maar hij moest ergens beginnen. Als allereerste echter, om de druk van de ketel in zoverre weg te halen dat hij in voldoende gemoedsrust kon arbeiden, moest er rechtstreeks actie tegen het Projekt ondernomen worden. Hier dacht hij enige tijd over na. Wat kon hij nú doen? Aanslagen op personen, nog meer geweld, brandstichtingen of andere onwettige praktijken kwamen niet in aanmerking – dat zou wel heel dom zijn. Zelfs bij de geringste inbraak – en die waren in het gebouw waar het Projekt zetelde aan de orde van de dag – zouden alle vingers beschuldigend in zijn richting wijzen. Overigens vond hij een dergelijke fysieke betrokkenheid bij smerige zaakjes sowieso te banaal, te weinig effectief en vooral te weinig inventief. Het zou ook hooguit enig lastig oponthoud voor ze betekenen en korte tijd later zou alles weer net zo zijn als het was. Nee, zijn stempel zou wat blijvender op ze moeten drukken, zijn actie zou wat dreigender moeten zijn. En wát zou er mooier zijn dan te bewerkstelligen dat hun existentie werd aangetast, wát bevredigender dan de uiteindelijk definitieve sluiting?

Het was Harmen duidelijk dat het niet eenvoudig zou zijn zoiets voor elkaar te krijgen, maar hij zou ze in ieder geval het vuur na aan de schenen kunnen leggen, want hij was ten slotte een ingewijde en dus goed thuis in allerlei ins en outs van het Projekt. Bij god als het niet waar was dat er in die organisatie van alles en nog wat niet door de beugel kon! Er waren daar toch heel wat zaakjes gepasseerd die maar liever geheim moesten blijven, en dát, grijnsde hij, stond dus nog maar te bezien. Haha, het was dan misschien niet erg elegant om als afvallige en verrader uit de school te klappen, maar je kon het ook anders bekijken. Je kon met evenveel recht zeggen dat op een zondaar die tot inkeer was gekomen en inzag dat hij gedwaald had, min of meer de dure plicht rustte zijn geweten te reinigen en het verloren evenwicht te herstellen, door gewag te maken van allerlei misstanden waarvoor hij zelf lang, te lang, blind was geweest. En was het niet zo dat hij in deze tijd van crisis en bezuinigingen eigenlijk de morele plicht had tegenover de gemeenschap om in het openbaar te wijzen op het ernstige misbruik dat er van het geld en het vertrouwen van diezelfde gemeenschap gemaakt werd? Want allejezus, wat werd er bij het Projekt niet een geld over de balk gesmeten, geld waarvoor de belastingbetaler vol misplaatst geloof in zijn eigen goedheid jarenlang krom had gelegen! Hoezeer werden alle voorschriften en voorwaarden waaraan het Projekt terecht moest voldoen niet met voeten getreden door creatief boekhouden en mistige schijnconstructies! Om nog maar te zwijgen over de regelrechte onwettige zaakjes die er door sommige deelnemers werden gedreven en waarvan ze zelf beslist niet slechter werden! Sommigen wisten via de illegale markt die het Projekt hun bood hun uitkering heel aardig aan te vullen tot een riant inkomen!

Harmen begon gedreven te kliederen op het maagdelijke blad papier dat voor hem op zijn nog smetteloze bureau lag en monsterde tevreden de groeiende waslijst van punten die het Projekt in de publieke opinie waarschijnlijk behoorlijk zouden diskwalificeren. Hij wist wel zeker dat hij er geen enkele moeite mee zou hebben om voor dergelijke gegevens een sensatiebeluste spreekbuis te vinden en hij zag glimlachend de schreeuwende koppen voor zich waarin woorden als misstanden, wanbeheer, gemeenschapsgeld en criminaliteit over elkaar heen buitelden. Hij kon zo een heel risje dag- en weekbladen, omroepverenigingen en politici opnoemen voor wie dit soort informatie koren op hun molen was en die hun vingers zouden aflikken als ze door hem uitverkoren werden om als openbare aanklager op te treden. Trouwens, wat dat betreft zat hij wel goed, het politieke tij schatte hij als uiterst gunstig in voor alles wat tegen het wegsmijten van de schaarse algemene middelen aanschopte. Je hoefde maar naar de berichtgeving in de kranten, de opiniepeilingen en de verkiezingsresulaten van de laatste tijd te kijken en dan wist je wel uit welke hoek de wind tegenwoordig waaide. Harmen was er heilig van overtuigd dat de ontwikkelingen in deze richting alleen maar sneller zouden gaan en dat je als je niet al te stom was je daar maar beter bij kon neerleggen, of beter nog slim van gebruik kon maken. Maar, zo overwoog hij, de toestand was ook nog niet zodanig dat je met de botte bijl eenzijdig te keer kon gaan, nee, je moest voorlopig nog zien te voorkomen dat je beschuldigd kon worden van het voeren van een echte hetze. Hij zou dus omzichtig te werk moeten gaan, niet ál te radicale elementen voor zijn karretje moeten spannen en het vooral niet op een gefrustreerde wraakneming moeten laten lijken. Integendeel, het geheel moest gebracht worden als een goed gedocumenteerde reactie van een verontruste burger, die als toevallig ingewijde verschrikkelijk geschrokken was van de wantoestanden die er heersten en die door zijn geweten dusdanig gekweld werd dat hij zich gedwongen voelde na lang aarzelen het deksel van deze beerput te halen. Dubbel indrukwekkend en nog geloofwaardiger zou hij het maken door te benadrukken dat zijn verontrusting des te sterker was omdat hij in wezen niets dan goeds voorhad met het Projekt en trouwens dat soort welzijnsorganisaties in het algemeen. Want had hij niet zelf als vrijwilliger er alles aan gedaan om de noden van werklozen te verlichten?

Dus maakte Harmen een selectie van gematigde krachten in de samenleving die hij eerst wilde bewerken, om te kijken wat voor effect dit zou sorteren.  Hij zou een qua formulering en bezorgdheid precies bij zijn doelgroep passend rapport opstellen en aan alle geselecteerden toezenden, onder vermelding van alle organisaties en personen die het stuk eveneens hadden gekregen. Daarbij zou hij eenieder verzoeken ervoor te zorgen dat er een officieel onderzoek werd ingesteld bij de betroffen organisatie, om de door hemzelf aan het licht gebrachte gegevens te verifiëren. Last but not least dienden er, zo zijn bevindingen correct werden bevonden, maatregelen getroffen te worden tegen de betrokkenen, mede als afschrikwekkend voorbeeld, teneinde aan de gesignaleerde wantoestanden een einde te maken herhalingen  te voorkomen. Toen Harmen eenmaal zover was herlas hij zijn huichelachtige proza en tevreden grinnikend haastte hij zich voort op de ingeslagen weg. Zonder al te veel moeite wist hij uit zijn archief (goed dat hij niet alles in een opwelling had weggedonderd afgelopen week!) en tussen stapels oude kranten vandaan voldoende stencils, stukken en verslagen betreffende het Projekt tevoorschijn te toveren om zijn beschuldigingen hard te maken en met cijfers en ‘feiten’ te staven.

*

Het uiteindelijke rapport zag er keurig uit, al zei hij het zelf, en aan niets (buiten de opeenstapeling van negatieve elementen dan) was de werkelijke intentie ervan af te lezen. Als dit het Projekt niet op geraffineerde wijze in discrediet bracht wist hij het ook niet meer!

Binnen een paar dagen na indiensttreding van zijn projektbureau lag het eerste rapport al in de brievenbus. En even later op de diverse bureaus van enige lokale politieke partijen, van burgemeester en wethouders, van de verantwoordelijke minister, van een paar gemeenteafdelingen, van de stadsdeelraad, en natuurlijk van enkele journalisten.

Harmen wist dat hij de eerste tijd niet op reacties hoefde te rekenen en stortte zich alvast op het andere werk, maar dat wilde niet echt vlotten zolang hij met zijn gedachten bij de mogelijke resultaten van de door hem ondernomen stappen tegen het Projekt verkeerde.

Toen hij na een paar weken nog niets vernomen had, probeerde hij voorzichtig inlichtingen in te winnen hoe het er mee stond. Groot was zijn verbazing, die al gauw omsloeg in verontwaardiging, zodra hij in de gaten kreeg dat zijn rapport óf nog nergens in behandeling was genomen (tijdgebrek, vertraging wegens tekort aan personeel, en meer van dat soort smoesjes) óf niet interessant genoeg werd bevonden om te publiceren of anderszins openbaar te maken. Daar kon hij natuurlijk geen genoegen mee nemen. Als het zo niet ging dan moest het maar anders, en hoezeer het hem ook aan het hart ging, hoezeer het hem speet iedere vorm van subtiliteit overboord te moeten gooien, dan moest er maar wat grover geschut in de strijd worden geworpen.

Dus selecteerde hij een andere, minder gematigde groep gegadigden om met zijn probleem lastig te vallen, en moeiteloos maar grimmig werkte hij zijn rapport om, teneinde het aan te passen aan de smaak van de beoogde ontvangers. Hij verving zijn terughoudende, sociaal voelende bezorgdheid door een ander soort bezorgdheid, namelijk de kortzichtige, heetgebakerde burgermansverontwaardiging van de borreltafel waarvan hij wist dat die wel zou aanslaan bij het soort volk dat hij nu wilde benaderen. Mensen die zo dachten vond hij overigens zelf maar stom tuig, zo mogelijk nog dommer dan het zogenaamd progressieve volkje waarmee hij zich helaas enige tijd had moeten afgeven en waar hij zijn buik inmiddels meer dan vol van had, maar ja, hij had zich nu eenmaal een bepaald doel gesteld, en voor het bereiken daarvan kon hij dat reactionaire gespuis goed gebruiken. En dus spitste hij zijn argumenten toe op de bekende stokpaardjes van genoemde organisaties:

Of men wel wist hoeveel geld van de argeloze belastingbetaler hier over de balk werd gesmeten! (gevolgd door een reeks voorbeelden van financieel wanbeheer en totale onkunde)

Of men zich kon voorstellen hoe er binnen het Projekt gefraudeerd werd! (door bijvoorbeeld met valse lijsten van cursisten te werken om de getalssterkte op te voeren en zodoende meer subsidie te verwerven)

Of men wel begreep dat werklozen hier, nota bene betaald door de overheid, officiële werkgelegenheid wegnamen! (door in klussencollectieven veel méér werk aan te nemen dan alleen het helpen van armlastige zielige bejaarden)

Of men zich wel realiseerde dat de schaarse gemeenschapsgelden niet daar terecht kwamen waar ze voor bedoeld waren! (door binnen het Projekt heel veel aandacht te besteden aan hulpverlening en taallessen voor buitenlanders en culturele minderheden, waarvan het grootste gedeelte natuurlijk zo illegaal was als de pest)

Of men wel besefte dat er niet alleen vaak onwettig werd gehandeld maar zelfs soms regelrecht aangespoord tot oplichting en misbruik van sociale voorzieningen! (doordat de hulpverleners hun cliënten aanraadden rustig te liegen en te bedriegen om hogere uitkeringen te verkrijgen, onder het motte dat ze door de maatschappij toch al zo hard waren gepakt)

Of men wel op de hoogte was van het feit dat daar een stevige kliek ronuit ‘misdadige’ elementen rondliep! (want de opsteller van dit rapport kon zo met naam en toenaam een hele lijst mensen leveren die naast hun uitkering talloze lucratieve neveninkomsten hadden)

Of men er, om in dezelfde sfeer te blijven, überhaupt enig idee van had wat voor broeinest van criminaliteit het hier betrof! (omdat overal in het gebouw zonneklaar viel vast te stellen dat er sterke connecties bestonden met groepen drugsverslaafden en de heroïnemaffia, waardoor ook de paar nog cleane jongeren in verleiding werden gebracht om hun ene ellende te ontvluchten en in de veel grotere ellende van de verdovende middelen te eindigen)

Of men nu eindelijk eens wilde inzien dat het hele mooie beeld naar buiten toe van deze organisatie slechts een dekmantel was voor het bedrijven van talloze gore zaakjes door uiterst louche figuren! (en het zou niemand hoeven te verbazen dat dezen best wel eens gesponsord of gestimuleerd zouden kunnen zijn door bepaalde niet nader te noemen politieke stokers, wier bakermat en financiering wel ergens ver weg naar het oosten zou liggen in een natie die belang kon hebben bij elk geval van sabotage van onze vrije westerse wereld)

Bij het opschrijven van dit laatste staaltje van complotdenken was Harmen in de lach geschoten en hij sloeg bijkans hikkend dubbel over zijn bureau. Nee, die was goed zeg, hij stond er zelf verbaasd van hoe hij de baarlijke nonsens uit zijn pen kreeg! Even weifelde hij of hij dit zo wel kon laten staan, omdat hij vreesde dat de geloofwaardigheid van zijn aanklacht hier onder zou kunnen lijden, maar dan schudde hij zijn hoofd en zette er resoluut een dikke streep onder. Hij zou het laten staan, hij moest niet uit het oog verliezen tot wie hij zich hier eigenlijk richtte: bij deze ressentimentele lieden zouden zijn verdachtmakingen hun uitwerking zeker niet missen.

Al deze gegevens zette Harmen om in een sappig verhaal. Hij dwong zich tot eenvoudig taalgebruik, zag erop toe dat er uitsluitend korte zinnetjes in het stuk voorkwamen, legde er bij sommige op dat moment populaire issues nog een sensationeel schepje bovenop, wist de zaak hier en daar nog wat aan te dikken en te populariseren door er een platitude doorheen te weven, en uiteindelijk schaamde hij zich bijna toe hij het allemaal nog eens overlas, ware het niet dat hij zich vrijgepleit achtte door het aloude motto ‘het doel heiligt de middelen’.

Deze hele rotzooi verstuurde Harmen in veelvoud aan enkele met zorg uitgelezen landelijke en plaatselijke politici, aan een immens populair ochtendblad met een enorme oplage, aan het actualiteitenprogramma van een aan dat blad verwante omroep, én aan het blad dat zich met zijn weekeditie speciaal op deze wijk richtte.

Geheel overeenkomstig zijn verwachtingen sloeg zijn bevind van zaken bij zijn doelwitten in als een bom. Reeds de volgende dag stond zijn telefoon roodgloeiend doordat iedereen de door hem geleverde informatie nog eens heet van de naald dunnetjes over wenste te doen in een persoonlijk gesprek met de klokkenluider. Op deze verzoeken ging hij zonder uitzondering in, maar interviews wenste hij niet te geven, nóch voor de radio nóch voor TV, terwijl hij de absolute voorwaarde stelde dat zijn identiteit als informatiebron en tipgever onder geen beding onthuld mocht worden. Men begreep toch wel, zo zei hij, dat hij er anders geen eed op zou durven doen dat zijn veiligheid gewaarborgd zou blijven….

Dat begreep men, en men hield nog woord ook, er was immers persgeheim nietwaar, en wie weet zou deze zegsman nog meer nieuwtjes loslaten, nog meer schandalen kunnen onthullen, want daarvoor deed deze welingelichte bron geheimzinnig genoeg, dus moesten ze hem voorlopig te vriend zien te houden.

Kortom, een aantal gewiekste journalisten ging aan de slag, en het was uiteraard niet moeilijk voor ze op grond van Harmens aanwijzingen in de chaos van deze organisatie binnen te dringen en daar welk bewijs dan ook te verzamelen dat de beweringen kon bewijzen. De argeloze Projektmedewerkers hadden zelfs niets in de gaten tot het moment dat de hele zaak al lang en breed overdreven uitgemeten in de krant stond, waarna ze onmiddellijk werden geplaagd door een opdringerige TV-ploeg met onophoudelijk zoemende camera’s en door talloze nieuwsgierigen die binnen kwamen lopen om deze schandvlekken van de maatschappij met eigen ogen te aanschouwen en vooral verrot te schelden. Harmen lachte in zijn vuistje toen hij zag hoe de storm van negatieve publiciteit opstak, verder aanwakkerde en voorlopig niet meer ging liggen. De beschuldigingen werden ten slotte zo ernstig dat ook serieuze media zich gedwongen zagen op de gang van zaken bij het Projekt in te gaan en dat leidde al snel weer tot het plaatsen van vraagtekens bij het functioneren van soortgelijke instellingen of welke vorm van hulpverlening in het hele land dan ook. Ja, het leidde zelfs tot het stellen van Kamervragen aan de verantwoordelijke minister door een parlementslid dat eindelijk zijn kans schoon zag een succesje te scoren, succes dat hij tot dan toe had moeten ontberen omdat niemand ooit naar zijn litanie van verdachtmakingen had willen luisteren. Maar deze keer wist het Kamerlid handig op de publieke opinie in te spelen en voor elkaar te krijgen dat de minister er niet meer onderuit kon van hogerhand een onderzoek te laten instellen naar het functioneren van die organisaties die tot doel hadden de belangen van werklozen te behartigen. Het mooie was dat toen pijnlijk duidelijk aan het licht kwam dat de verantwoordelijke autoriteten al geruime tijd van deze kwestie op de hoogte waren (uiteraard Harmens werk) zonder dat zij ook maar het geringste initiatief hadden ontplooid om de zaak te onderzoeken. Iets dat volgens reeds eerder genoemd Kamerlid, en daarin fanatiek gesteund door genoemd ochtendblad, een schande van het zuiverste water genoemd mocht worden, een onvergeeflijke nalatigheid, waardoor ieder weldenkend mens zich moest afvragen of dergelijke bewindslieden wel voor hun taak berekend waren. En prompt diende genoemd Kamerlid een motie van afkeuring in die overigens geen schijn van kans maakte en slechts de steun kreeg van het handjevol recalcitrante nitwits die via proteststemmen een Kamerzetel hadden weten te bemachtigen.

*

Of genoemd onderzoek nu voldoende misstanden aan het licht zou brengen of niet (en het was eigenlijk wel zeker dat dat wel zou gebeuren) om de hele santenkraam op te heffen, kon Harmen op dat moment allang niet meer schelen. Het zou hem een zorg zijn wat er verder gebeurde, voor hem lag de hoofdzaak in het feit dat men bij het Projekt inmiddels flink op de kast was gejaagd, stevig in de piepzak zat, het hopelijk flink in de broek deed en zich vol angst en beven afvroeg waar dit alles toe zou leiden. Zelfs voelde hij (en daar verwonderde hij zich eerlijk gezegd over) niet meer de behoefte nog eens apart wraak te nemen op Ada, nu zij meegesleurd dreigde te worden in de ondergang van allen. Ook interesseerde het hem hoegenaamd niet meer hoe het tumult en gekrakeel in officiële kringen zich zou ontwikkelen, hem interesseerde inmiddels iets heel anders, iets dat veel verder ging. Het allerbelangrijkste voor hem was de lering die hij uit de gang van zaken bij het oplaten van dit proefballonnetje kon trekken. Welnu, dit zei hem dat de door hem ingeschatte stemming in dit land de juiste was gebleken, dat de door hem verwachte ontwikkelingen inderdaad stonden te gebeuren en dat de tijd dus rijp was om de door hem bedachte projecten verder te ontwikkelen en er voor te zorgen dat zijn grootse plannen ook daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd. Als hem dát lukte, en hij voelde zich daar na tamelijk zeker van, dan zou dat hem in eerste instantie zeker aanzien verschaffen, en in laatste instantie ongetwijfeld macht, áls hij het tenminste op de juiste manier wist te spelen. Harmen kon tevreden zijn, de al zo lang door hem verbeide schitterende toekomst, die altijd maar weer op zich had laten wachten, lachte hem nu eindelijk tegen. Het succes lag voor het grijpen, mits hij er weer in zou slagen alles weer voldoende groot te zien.

Lees verder: Hoofdstuk 13 – De projekten – eerste fase