Perspectief – deel 1. De Projekt-ontwikkelaar – 15. De projekten – laatste fase

Door Joop Heij

Hoofdstuk 15: De projekten – laatste fase

Bijna plechtig voltooide Harmen de reeks projecten van de Laatste Fase, die alle stoelden op het al in de tweede fase aangeduide principe van de kampvorming, de internering, de letterlijke gettovorming zo men wil.

Er waren bosjes groeperingen in het land die volgens hem voor een ‘centralisatie’ in aanmerking kwamen. Eigenlijk, zo redeneerde hij, sloot hij slechts aan bij reeds langer bestaande ontwikkelingen, want gettovorming onder bepaalde groeperingen trad ten dele allang automatisch op. Zo veel verschil was er dan ook niet met het natuurlijke historische proces; het enige element aan zijn plannen dat nieuw was (en dat dus op fel verzet zou kunnen stuiten), was de dwang. Om de hele operatie soepel en efficiënt te laten verlopen was in deze gevallen dwang zeker noodzakelijk. De realisering van welk van zijn laatste projecten dan ook, zou zeker niet via het principe van de vrijwillige medewerking van alle betrokkenen tot stand komen. Plannen maken is mooi, maar als je echt iets wil bereiken, moet je ze doordrukken.

“Laten we”, zo schreef hij in een algemene inleiding bij de cluster projecten, “eens nuchter bekijken welke groeperingen voor centrale controle en internering in aanmerking komen, en waarom.” De groeperingen die hij bedoelde hadden uiteraard allemaal één ding gemeen: ze waren problematisch en kostten geld.

Deze laatste frase na de dubbele punt benadrukte hij als voldoende legitimatie om “voorlopig met uitschakeling van oplossingsbelemmerende emoties te trachten tot een nuchtere afweging te komen van alle mogelijkheden die puur theoretisch in aanmerking zouden kunnen komen”.  Als deze inventarisatie eenmaal had plaatsgevonden en als alle mogelijkheden op een rijtje waren gezet, dan was er, zo verklaarde Harmen met grote ernst, nog alle tijd en ruimte beschikbaar voor het voeren van een diepgaande discussie over alle menselijke en mensenrechtelijke aspecten, waarin een ieders eventuele bezwaren en bezorgdheden aan bod konden komen. Die discussie moest zeker gevoerd worden (het uit de weg gaan ervan zou namelijk ongetwijfeld als zwakheid worden afgedaan), en dan zou vanzelf wel blijken wat in het land momenteel aanvaardbaar was en wat niet. Het werd naar zijn mening de hoogste tijd dat er klaarheid kwam omtrent deze verborgen hete hangijzers der nationale politiek, want het was toch wel gevoeglijk bekend dat ideeën zoals hij ze nu voor het eerst openlijk aan het papier toevertrouwde, om ze vervolgens te ontvouwen en voor uitvoering aan te bieden, allang min of meer latent onder het volk en velen van zijn vertegenwoordigers leefden. Sterker nog, sommigen hadden zelfs de moed weten op te brengen deze onuitgesproken gedachten uit te spreken, maar hij, Harmen Grootzien, zou toch de eerste zijn die uit deze nabij-toekomstige tijdgeest de onvermijdelijke conclusies trok. En hem, Harmen Grootzien, kwam als enige de eer toe de eerste te zijn die de moed opbracht om deze voor de hand liggende mogelijkheden om uit de chaos te komen, te gieten in uitvoerbare plannen.

Hij was er van overtuigd, zo schreef hij nog, dat de bewindvoerders des lands bij de realisering van deze oplossing nog talloze moeilijkheden en taaie tegenstand te wachten stonden, maar hij sprak tevens zijn vertrouwen erover uit dat het ze uiteindelijk zou lukken hun plicht te doen, omdat duidelijk was dat er op den duur toch geen ontkomen aan was. Voor de promotie (in een eerdere versie had het woord ‘propaganda’ gestaan) en uitvoering van het Projektprogramma stelde hij uit volle overtuiging en met zijn volledige inzet zichzelf beschikbaar. Tenslotte, zo merkte hij fijntjes op, was hij het ook die over genoemde problematiek het meest had nagedacht en het beste van alle ins en outs op de hoogte was, terwijl hij de autoriteiten er nog even op wilde wijzen dat hij een buitengewoon grote staat van dienst had in het bedrijfsleven en als topmanager onophoudelijk had bewezen dat hij moeilijke en vaak ook precair liggende zaken tactisch en efficiënt, en als het nodig was met flinke aandrang, prima kon oplossen. Harmen was ervan overtuigd dat men dit ruiterlijke aanbod zeker op waarde zou weten te schatten.

Na de vele voorzichtige inleidende woorden ging hij daadwerkelijk over tot het benoemen van de in aanmerking komende groeperingen. Toch paste hij ook hier het voorzichtigheidsprincipe nog toe, de geleidelijke gewenning, waardoor ook de keuze van de volgorde van presentatie en behandeling van de groepen werd bepaald, Hij realiseerde zich dat we hier met politiek te maken hadden en dat de staat van de democratie hier nog niet zodanig was dat je als machtshebber eventjes alles wat goed was voor het land zomaar kon doordrukken, kortom, het was anders dan hij in het bedrijfsleven gewend was geweest, waar de baas nog gewoon de baas was. De polder verordonneerde nu eenmaal draagvlak en nog eens draagvlak, dat wist hij best, maar wat dat betreft was Harmen buitengewoon optimistisch in deze veranderende omstandigheden, waarin het klootjesvolk zich steeds meer liet leiden door angst en ressentiment, en een hang naar orde en regelmaat.

De meest aanvaarde ‘centralisatie’ van problematische groeperingen in de samenleving zou aanvankelijk wel die van zwakzinnigen en verslaafden zijn, dacht Harmen. Bij beide groepen waren zowel het volk als de leden van de groep zelf allang gewend aan het inrichtingsidee, en bovendien kon de wijk zo simpelweg als een immense schaalvergroting van de reeds bestaande organisatie- en behandelingswijze worden voorgesteld. Zoiets bestond trouwens al, zij het op kleinere schaal, voor invaliden die in een eigen Dorp zonder Drempels woonden, en met een beetje fantasie en enthousiasme moest toch aan iedereen duidelijk gemaakt kunnen worden dat een dergelijke oplossing vooral in het belang van de betrokkenen zelf gekozen werd. Het leek hem sterk dat deze eerste twee Projekten niet betrekkelijk gemakkelijk te realiseren zouden zijn. Het spreekt welhaast vanzelf dat Harmen in staat was de voordelen van een dergelijke regeling breed uit te meten, vergezeld gaande van achteloos uit de mouw geschudde overtuigende argumentaties.

Al deze voordelen (uiteraard vooral voor de niet-geïnterneerden) zullen wij hier niet voor iedere aparte groep steeds weer opnieuw uit de doeken doen, hoewel Harmen dat dus wel deed. We zullen ons moeten beperken tot het aanstippen van de belangrijkste voordelen in het algemeen. Een zelfde redenering kan gevolgd worden voor de nadelen, waarbij we vooral goed moeten beseffen dat ze door Harmen alléén opgevoerd werden om ze als nadeel te ontkrachten: ieder nadeel werd door hem zodanig gepresenteerd dat de uiteindelijke conclusie in de richting van een voordeel werd omgevormd, bijvoorbeeld door vergelijkingen te trekken met nog veel nadeliger situaties of iets dergelijks, laat dat maar aan Harmen over.

De enkele keren dat hij er niet uit kwam schoof hij de problemen gewoon voor zich uit of stelde voor ze later in breder verband in commissies te bestuderen.

*

Gesterkt in vertrouwen door de zendingsarbeid die hij met zijn voorafgaande Projekten had verricht, ging Harmen vervolgens over tot de volgende fase: Projekten betreffende geschiktmaking van het stadsdeel voor de Opvang van achtereenvolgens (als aparte categorieën opgevoerd) culturele minderheden en/of kleurlingen, gastarbeiders, buitenlanders, intolerante religies e.d.

Overigens, zo moest Harmen ruiterlijk toegeven, zou het nog niet zo simpel zijn de juiste kandidaten voor de diverse groeperingen te selecteren, al was het alleen maar doordat velen van hen inmiddels genaturaliseerd waren of doordat ze familiebanden hadden gekregen met de echte ingezetenen van het vaderland. Bovendien vielen veel kandidaten onder meer dan een van zijn bedachte categorieën. Dergelijke problemen achtte hij onvermijdelijk doch oplosbaar. Alles was voornamelijk afhankelijk van je vastberadenheid en je overtuigingskunst, zoals eigenlijk bij alles in het leven. Op zijn overtuigingskunst zou ongetwijfeld een zware wissel worden getrokken, want je kon er donder op zeggen dat hij hier en daar openlijk beschuldigd zou worden van racisme en fascisme. Dit mocht dan misschien wel zo lijken, overwoog Harmen, maar het leek hem alleszins doenlijk de te nemen maatregelen als noodzakelijk en op den duur onvermijdelijk voor te stellen, en bovendien als de beste. De meest humane, ja juist anti-racistische maatregelen! Want was het niet zo, dat de stemming in den lande ten opzichte van genoemde groeperingen steeds negatiever en vijandiger was geworden? Was het niet zo, dat het er alle schijn van had dat er ieder moment uitbarstingen van haat te verwachten waren tegen genoemde groeperingen waar genoemde groeperingen dus het slachtoffer van dreigeden te zullen worden? Welnu, was het dan niet juist een daad van zuivere menslievendheid en van oprechte bezorgdheid om het lot van de gewraakte medeburgers (en tevens een daad van adequaat beleid) als men juist déze zeer effectieve maatregelen trof om de bedreigden te beschermen? En was het ten slotte niet ook zo, dat op deze manier aan onze geplaagde medemens als het ware eindelijk veiligheid en zekerheid en een eigen home, ja min of meer eigen staatje, geboden kon worden? Als men echt nuchter nadacht, benadrukte Harmen ten overvloede, dan moest men niet blind zijn voor de feiten: dat genoemde groeperingen als zodanig eigenlijk al net zo geïsoleerd van onze huidige samenleving stonden als ze zouden worden in de constructie die hem voor ogen stond. Er was toch immers nu ook al geen sprake van integratie, van aanpassing, van waardering, van wederzijds begrip, van vreedzame co-existentie, of zelfs maar van enige onderlinge interesse? Welnu dan, bij deze stand van zaken zou dan middels zijn plannen weliswaar niets ten positieve worden gekeerd, maar alle negatieve effecten van de huidige toestand zouden tenminste voortaan ontbreken, en dat kon je pure winst noemen!

De buitenlanders, de anders getinten, de vreemdgelovigen, en de aanhangers en beoefenaren van merkwaardige zeden en gebruiken zouden zich volgens zijn voorstellen ongetwijfeld veel prettiger, gezonder, blijer, vertrouwder, gewaardeerder, ontspannener, beschermder en zekerder voelen, wanneer ze lekker met hun eigen groep op hun eigen grondgebied bij elkaar konden zitten, zodat ze precies konden doen of laten wat ze wilden, en dat op de manier zoals ze dat altijd gewend waren geweest, zonder dat iemand er nog aanstoot aan hoefde te nemen. Bovendien kon je zo nog propagandistische munt slaan uit de constatering dat onze regering niet zo wreed tekeer ging als in enkele andere landen in de buurt, waar een actief remigratie- of zeg maar gerust deportatiebeleid werd gevoerd. Integendeel, men mocht hier in dit land (bij wijze van uitzondering op de internationale trend) rustig blijven wonen, en dan nog op een aangename manier ook! Ach, er waren natuurlijk nog wel meer argumenten om de zaak plat te krijgen, de gebrekkige huisvesting bijvoorbeeld waaronder genoemde groeperingen in de verkrotte woonwijken van de grote steden meestal gebukt gingen. Dit zou in één klap tot het verleden behoren als zij volgens zijn plan in hun riante behuizingen hun intrek zouden nemen. Een bijkomend verschijnsel, dat de zaak eveneens aanmerkelijk leek te vergemakkelijken, was het feit dat de wijk ook nu al voor het grootste gedeelte door genoemde groeperingen bevolkt werd, en dus zou de ingreep eigenlijk niet eens zo extreem zijn.

*

Harmen kon onder het werken aan zijn Projekten soms urenlang over dit soort verkoopargumenten zitten mijmeren en steeds weer schoten hem dan nieuwe aantrekkelijke gezichtspunten te binnen, die hem alsmaar noopten tot herzieningen en aanvullingen in de reeds tot stand gebrachte onderdelen van de Projekten. Pas na lange tijd viel de ideeënstroom in zo verre droog dat hij besloot er een punt achter te zetten en wat voor zijn gevoel klaar was niet nogmaals om te werken of aan te passen, omdat de nog sporadisch in zijn hoofd opduikende verbeteringen bij nadere beschouwing allemaal nogal marginaal bleken te zijn.

Het was wel goed zo, dacht hij ten slotte tevreden, af is af, en anders kon je wel aan de gang blijven. Het moest ten slotte binnenkort allemaal eindelijk eens een keertje de deur uit, er moest maar eens wat gedáán worden. Het zou waarschijnlijk toch al verschrikkelijk lang gaan duren voor er ooit iets van zijn Projekten terecht kwam, als ze al gunstig werden ontvangen. Ambtelijke molens maalden nu eenmaal langzaam. Té langzaam wat hem betrof. Maar ook daar kon wellicht verandering in gebracht worden…

Lees verder: Hoofdstuk 16: PRZW