Door Joop Heij
Hoofdstuk 18: De triomftocht
Wellicht kan men zich een voorstelling vormen van de ommekeer die zich in Harmens gemoedsleven voltrok toen hij in zijn brievenbus het aan de heer H. Grootzien, Projekt-ontwikkelaar, gerichte officiële stuk van de minister-president persoonlijk, aantrof. En minstens even levendig zal men zich de juichkreet kunnen indenken die zich uit Harmens beklemde keel een baan brak toen hij eenmaal kennisnam van de inhoud van het schrijven. Kort en goed kwam het hierop neer: men was zeer onder de indruk van de kwaliteit en realiteitszin van zijn plannen, men had grote belangstelling met hem in zee te gaan, men nodigde hem uit dan en dan op een uit veiligheidsoverwegingen niet nader te noemen plaats de zaak te komen bespreken. Het bericht eindigde met de mededeling dat hij zelf geen enkele moeite behoefde te doen, hij zou te bestemder tijd thuis worden opgehaald door een dienstauto en met gepast dienstbetoon worden vervoerd en behandeld door van speciale instructies voorzien personeel.
Met Harmens depressieve toestand was het in één klap gedaan. Geweldige visioenen omtrent zijn bijna ongeloofwaardig formidabele toekomst ontrolden zich voor zijn wederom tot ontwaken gekomen geestesoog. Slechts met de grootste moeite wist hij de luchtkastelen te verdringen door zijn reeds veelgeroemde realiteitsbesef, dat hem terugjoeg naar de studeerkamer om alles nogmaals en nogmaals grondig door te nemen voor de grote dag. Er zou die dag maar één werkelijke autoriteit in de vergaderruimte aanwezig mogen zijn.
Nog diezelfde avond van de ontvangst van dit geweldige nieuws maakte Harmen een eindeloze serie zelfportretten met zijn kostbare Hasselblad. Tevreden bekeek hij het resultaat: hij stond er uiterst elegant en gesoigneerd op, echt een serie plaatjes om indruk te maken, een hoogwaardigheidsbekleder waardig om niet te zeggen presidentieel, en buitengewoon geschikt voor verspreiding door de pers. In een zwierig handschrift signeerde hij alle exemplaren plechtig, stuk voor stuk.
*
Op de ochtend van de Grote Dag nam Harmen al vroeg plaats voor zijn hooggelegen raam om uit te kijken over het strenge perspectief van de wijk, zijn troetelkind. Hij verloor zich in de zich in het niets verliezende lijnen van de uitwendige structuur, in afwachting van de dingen die komen gingen.
Hij zag ze al van verre aankomen, dat was ook niet zo moeilijk, iederéén in Harmens omstandigheden zou geweten hebben wat daar aankwam.
Traag kroop een glanzende automobiel van buitensporige afmetingen over de normaal niet voor gemotoriseerd verkeer toegankelijke weggetjes tussen het geboomte nader. Ook dít taboe in deze wijk werd dus zuiver en alleen voor hem doorbroken, stelde hij trots en een beetje ontroerd vast. Men haalde hem letterlijk van huis af.
Nu het moment van zijn ultieme triomf eindelijk daar was daalde een vreemde rust over hem neer die hem met grote ernst vervulde. Zijn aktentas met al zijn plannen en aantekeningen, zijn gesigneerde foto’s en ook alweer aantekeningen voor een reeks nieuwe ideeën stond gereed. Hij was klaar de toekomst tegemoet te treden.
*
Beheerst opende hij de deur toen er aangebeld werd. Op de galerij stonden vier mannen in hem onbekende uniformen. Vier nog wel, een hele eer. Eén van de uniformen had een stuk papier in zijn hand en richtte het woord tot hem.
“Meneer Grootzien?,”, vroeg hij, “meneer H. Grootzien, Projekt-ontwikkelaar?”. De mannen wierpen een snelle blik op het elegante naambord naast de deur. De aanvoerder van het stel vroeg hem om zijn identiteitsbewijs en begon de gegevens eruit te vergelijken met zijn eigen papieren.
“Wij nemen geen enkel risico, ziet u”, verklaarde hij, “u bent te belangrijk om een vergissing te mogen maken. Wij hebben strikte orders u te beschermen en zo onopvallend mogelijk over te brengen naar een veilige geheime plek in het land. U zult zelf het beste begrijpen waarom deze maatregelen nodig zijn, nietwaar? Bent u bereid?”
Harmen knikte. Hij pakte zijn tas met documenten en volgde de mannen naar de lift. Zij namen hun taak bijzonder serieus en vormden een beschermend cordon rondom hem. Beneden stapte hij in door de deur die bereidwillig voor hem open werd gehouden en nam plaats op de achterbank van de grote dienstauto. Hij registreerde dat aan beide kanten van hem een bewaker kwam zitten. Met z’n drieën op één bank, nu ja, er was plaats zat. Voor hem zaten er nog twee, naast de chauffeur. Hij zag nu ook pas dat ze bewapend waren, met gummiknuppels. Vijf man maar liefst, speciaal voor hem, hij moest wel heel belangrijk gevonden worden dat ze hem op een dergelijke ontvangst onthaalden. Van welke geheime dienst zouden zij deel uitmaken? Nu pas viel hem op hoe groot en potig zijn lijfwachten waren. Zwijgend zat Harmen tussen de zwijgende mannen in hun vreemde uniformen.
De limousine zette zich in beweging naar zijn geheime doel, het strijdtoneel van Harmens en ’s lands toekomst, een zwaar bewaakt gebouwencomplex ergens in een uitgestrekt bos aan de rand van de duinen, dichter bij het dorp dan bij de zee.
Lees verder: Epiloog