Door Joop Heij
Hoofdstuk 5: Vallende sterren
Pas in de maanden daarna werd het Harmen duidelijk dat de wereld voorgoed veranderd was. Van een met open armen binnengehaald worden door een zich om hem verdringend bedrijfsleven bleek geen sprake meer. Daarvoor verantwoordelijk was een hele reeks van factoren, waarvan we allereerst díe zullen beschouwen die door Harmen het liefst als de boosdoeners werden aangemerkt, hoewel hij op den duur niet blind kon blijven voor de andere zaken die speelden. Door het economisch paniekvoetbal van het woest inkrimpende, afstotende, reorganiserende, sanerende en faillerende bedrijfsleven (dat maar één doel had: de winsten minimaal op het zelfde niveau houden) waren in één klap hele horden concurrerende managers en aanverwante beroepsgroepen in de markt voor één enkele vacature. Nu men ongelimiteerd kon kiezen en er ineens op de centjes moest worden gelet, ging het bij de keuze helemaal niet meer om de beste kandidaat maar om de goedkoopste. En de concurrentiestrijd om dat ene baantje leidde ertoe dat ook prima kandidaten zich verlaagden tot het accepteren van regelrechte hongerloontjes, een verschijnsel waaraan Harmen pertinent weigerde mee te werken. Hij bleek dus te duur. Maar wat erger was, was de ontdekking dat zijn reputatie niet langer vóór maar tégen hem bleek te werken. Een stortvloed van nauw verholen leedvermaak, flauwe smoesjes, met effen smoelwerk uitgesproken afschepingen en insinuerende toespelingen raasde over hem heen. Eén keer waagde men het zelfs hem tijdens een mierzoet onderhoud onverstoorbaar te blijven aanspreken met meneer Tegrootzien, en niets was in staat geweest hem beter duidelijk te maken hoe laat het was dan deze schoffering. Hoe gaarne zag men een hoog gerezen ster van het firmament naar beneden kletteren, hoe dieper hoe liever, de intensiteit van het leedvermaak was kennelijk recht evenredig met die waarmee hij zich destijds bij velen gehaat had weten te maken. Men nodigde hem alleen nog maar uit voor een sollicitatiegesprek om hem eens goed te kunnen beschimpen, je reinste wraakneming was het, voelde hij wel, en dus zag hij zwaarbeledigd af van verdere pogingen nog ergens aan de bak te komen.
Hij voelde zich een omgekeerde komeet en vroeg zich af of hij het in het verleden dan misschien toch ergens verkeerd gespeeld had. Had hij misschien op het verkeerde paard gewed? Maar hoe langer hij er over nadacht, des te eerder kwam hij steeds weer tot dezelfde conclusie: het was zijn schuld niet. Hij had zijn best gedaan, de tijd zat niet mee (hij gaf toe dat hij daar misschien toch ietsje anders op had kunnen inspelen), maar buiten kijf bleef staan dat hij in wezen de beste was, verre superieur aan de kortzichtigen die met hun angstige vette kont op de knip van hun beurs bleven zitten, en dat er tegen stomme pech (want dat was het) nu eenmaal niet te vechten viel.
*
Maar de alleronaangenaamste ervaring was wel dat men hem liet voelen (ook dit werd niet open en bloot gezegd) dat hij te oud was. Te oud, godbetert! Hij die iedere jonge meid in bed kon krijgen als hij wilde (nietwaar Ada?), die er nog pico bello uitzag en geen spoor van verval, een buikje, grijze haren of rimpels vertoonde! Nee, hij weigerde dit te geloven en besloot dat de ene dag die hij er tegen wil en dank over getobd had wel the limit was.
Wat hem ook buiten zichzelf bracht van verbazing was het feit dat Ada nergens aan de bak kwam. Voor haar golden dezelfde bezwaren als bij hem, met dit verschil dat men haar toch echt niet te oud kon noemen. Maar wel veel en veel te duur voor haar leeftijd, want haar salariseisen weigerde ze ondanks de omstandigheden omlaag te schroeven. Daarbovenop kwam nog eens de handicap dat zij door velen onlosmakelijk met hem in verband werd gebracht, dat ze als het ware gezien werd als zijn verlengstuk, en daardoor werd ze kennelijk als onbetrouwbaar of op z’n minst als verdacht beschouwd.
Om het beeld compleet te maken zal het niemand verbazen dat niet alleen de officiële contacten het lieten afweten, maar ook de vrienden, de kennissen en de familie. De vrienden bleken dus geen vrienden maar slechts meelopers in voorspoed en waren even snel verdwenen als het voormalige succes, om van de oppervlakkige kennissen nog maar te zwijgen. En de familie bleek er geen enkele behoefte aan te hebben zich anders op te stellen dan zij zelf tot voor kort tegenover de familie hadden gedaan. Alle privécontacten vonden elkaar in één gedragslijn, bijna een wetmatigheid in vergelijkbare gevallen: wie valt wordt gemeden als de pest. Het is verboden zich af te geven met verliezers. Want waar je mee omgaat word je mee besmet. Men kijkt wel link uit zich te compromitteren door het handhaven van contacten na de val. En het valt niet te ontkennen dat ze het hier zelf wel een beetje naar hadden gemaakt. Hoogmoed komt voor de val en enig leedvermaak is hier dan ook best te begrijpen.
Wat Harmen en Ada het gevoeligst aan den lijve ondervonden was dus de monsterlijke overgang van een overstelpende overdaad aan contacten (die hem soms had doen snakken naar een pauze vol rust en stilte) naar een totale windstilte op dit gebied. Zo werden zij hardhandig op elkaar teruggeworpen en belandden in een tot dusverre niet gekende eenzaamheid, waarop zij beiden heel verschillend reageerden. Het duurde niet lang of Ada begon te snakken naar actie en drukte, terwijl Harmen er voornamelijk cynisch van werd en in zichzelf gekeerd raakte, wat voor hem buitengewoon ongewoon was.
Ada reageerde op deze bevindingen dus anders dan hij. Toen het een tijdje stil was om hen heen, werd ze somber en nerveus; ze kon absoluut niet meer tegen stil of thuis zitten, had ook geen hobby zoals hij, en ze maakte hem nog nét geen verwijten, dat mankeerde er nog aan, maar hij vond wel dat ze soms verdacht beschuldigend naar hem keek.
*
Financieel hadden ze niet te klagen, vonden ze zelf. Iemand anders zou dit zeker anders geformuleerd hebben, onder de indruk van de weelde waarin zij gewoontegetrouw bleven baden. Weliswaar hadden ze zoals zij het zelf noemden nul komma zero money op hun bankrekeningen overgehouden, maar het bedrag was toch groot genoeg om aan hun lopende verplichtingen te voldoen, om de luxueuze zeskamerflat op een tiende verdieping van de meest besproken wijk van de hoofdstad te huren, om zich voor zover nodig in de gloednieuwste spullen te steken, en om hun over heel Europa verspreide zaken te regelen en op dit éne punt te concentreren. En daarna was er nog genoeg over om de tijd te overbruggen tot de beslissing over de aan hun baan gerelateerde uitkeringen genomen was. De regeling van die uitkeringen had nog heel wat voeten in de aarde gehad, omdat zij in dienst waren geweest van een buitenlandse onderneming, maar wel bij een binnenlandse vestiging, terwijl hun precieze inkomsten zich maar moeizaam lieten vaststellen, maar uiteindelijk draaide het er op uit dat zij beiden ver boven de hoogste norm zaten waarover nog uitkeringen berekend werden, zodat zij dus beiden gewoon het maximumbedrag kregen uitgekeerd dat wettelijk mogelijk was.
Kortom, schraalhans zou hier zeker geen keukenmeester zijn de komende tijd, waarschijnlijk iets langer dan twee jaar, als ze geen werk zouden vinden, want er was natuurlijk wel sollicitatieplicht. De ontelbare bijstandstrekkers in hun wijk zouden hun vingers aflikken bij de ondenkbare gedachte een fractie van dit gezamenlijke inkomen te mogen bezitten. Harmen achtte de hoogte van zijn uitkering volkomen terecht, was zelfs redelijk tevreden over de afloop van de hele regeling. Hij kocht een zelfde Rover als waarin hij gewend was geweest van de zaak te rijden, de enige auto die vanwege zijn klasse en symbolische humor voor hem in zijn beroep in aanmerking kwam. Grootmoedig gaf hij zijn (ex)vrouw en kinderen een extraatje bovenop hun alimentatie, een gebaar waarop hij gezien de omstandigheden reuze trots was. En toen alles eindelijk een beetje geregeld was en het leven weer enigszins overzichtelijk was geworden, stortte hij zich weer op zijn grote hartstocht waaraan hij zo lang niet meer was toegekomen en waarmee hij zijn uit niets dan vrije uren bestaande dagen redelijk wist te vullen.
Lees verder: Hoofdstuk 6 – PMZW