Door Joop Heij
Hoofdstuk 1: Impasse
De minister-president van het kleine land, dat nog lange tijd de twijfelachtige reputatie had genoten de allerlaatste democratie van de wereld te zijn, zat achter zijn bureau naar buiten te staren en zuchtte. Hoewel generaal Duyff nu al een paar jaar onbetwist in het zadel zat van deze functie, die het hoogste staatmanschap combineerde met het leiderschap van de Militaire Raad, maakte hij zich grote zorgen. De verantwoordelijkheid die aan deze positie vastzat vormde een zwaardere last dan hij gedacht had.
Hoe simpel had alles in het begin niet geleken. Onwillekeurig zwierven zijn gedachten terug naar het verleden, naar het tijdstip waarop interventie ogenschijnlijk onvermijdelijk was geworden. Verdorie, dat overkwam hem de laatste tijd veel te vaak. In plaats van de onversaagde, zelfverzekerde blik op de toekomst, was daar steeds weer die onweerstaanbare zwerftocht van het geheugen, die zijn rechtvaardigheidsbehoefte eerder leek te ondermijnen dan te ondersteunen. Maar misschien kon het ook geen kwaad als hij zich eens goed rekenschap gaf van de historische gang van zaken.
Wat was er fout gegaan? Hadden ze misschien toch te vroeg ingegrepen? Ach onzin, als ze toen langer hadden gewacht en het zélf niet hadden gedaan, dan hadden de verstoorde bondgenoten wel ingegrepen. En alles was ten slotte beter dan niet eens meer baas in eigen huis te zijn. Maar over het effect van de ingreep, over de resultaten van het beleid van de afgelopen jaren, was hij zeer teleurgesteld, al mocht je daar natuurlijk naar buiten toe niets van laten merken.
Geïrriteerd greep hij naar de zilveren sigarenkist, zijn concentratiemedium. Als altijd wanneer het veerleden hem kwelde, waren zijn gedachten te verward om alles nuchter te kunnen analyseren.
*
Wisdom Ojé Ojé had geen idee waarom hij al zo vroeg wakker was geworden. Het was vandaag zijn vrije dag, wist hij meteen, de wekker kon het dus niet geweest zijn. Een ander geluid moest de oorzaak zijn. Hij wist dat het nog vroeg was, het licht buiten, het gevoel in zijn botten, het warme lichaam naast hem, alles wees daar op. Hij luisterde of het geluid zich zou herhalen, wie weet was er iemand aan de deur, maar alles bleef stil. Godzijdank, dat had hij ook wel verdiend zeg, zes dagen in de week geconcentreerd opereren was ook geen lolletje. Eén dag in de week rust was toch wel het minste, al wist hij dat hij uit veiligheidsoverwegingen gewoon meer moest presteren dan de anderen. Als zwarte chirurg moest je nu eenmaal twee keer zo goed zijn, dat was altijd zo geweest en dat zou wel altijd zo blijven ook. Maar nu moest je dubbel oppassen. Hij draaide zich om op zijn andere zij en werd meteen afgeleid door de mooie blanke rug van zijn geliefde vrouw. Je kon rustig zeggen dat hij haar adoreerde. Haar hoofdkussen en haar sierlijke nek werden bijna geheel bedolven door weelderig blond haar. Hij schoof voorzichtig tegen haar aan en drukte zijn neus in de lichte parfumgeur van de kriebelende lokken. Uitkijken nu dat hij niet moest niesen, want hij wilde haar beslist niet ruw wakker maken. Ja, Wisdom was dol op haar. En zij op hem. En vooral daarom was hij dol op haar, want zo vanzelfsprekend was zoiets tegenwoordig niet meer. Vroeger ja, toen was het heel anders, toen kon hij in zijn positie krijgen wie hij maar hebben wilde. Toen vielen de mooie jonge blanke vrouwen bij bosjes voor de mooie soepele donkere jongeman met de goede positie en de toch zo geheimzinnige achtergrond. Maar nu kon je dat wel vergeten en mocht je blij zijn als je er één had, zoals hij.
Liefkozend gleden zijn vingers over de kostbare schat van het blanke lichaam naast hem, zijn geliefde, zijn wettige echtgenote, zijn beschermengel, zijn alibi, zijn levensverzekering.
*
Generaal Duyff stak en sigaar op en liet de gebeurtenissen nog eens de revue passeren. Hij wilde de zaak nu eens rustig in zijn eentje analyseren zonder dat die uitslovers van een adviseurs er steeds tussendoor zaten te kwaken. Vrijwel al hun adviezen waren onbruikbaar gebleken. Of was het zijn eigen schuld en had hij de zaken te voorzichtig aangepakt? Onzin, voorzichtigheid was zijn handelsmerk, zijn sterke kant, daardoor was hij juist aan de macht gekomen, omdat hij van allen het meest aanvaardbaar was. Of moest je zeggen, het minst onaanvaardbaar? Niet afdwalen nu in futiele nuanceverschillen. Was er misschien toch een hardere hand noodzakelijk geweest? Best mogelijk, want zoals het nu ging was het niet bepaald een succes, dat kon iedereen zien: de verwachtingen waren niet uitgekomen, de beloften waren niet nagekomen, de voorspelde verbeteringen waren uitgebleven, het land stond er nog even beroerd voor als voorheen. Het enige verschil met toen was eigenlijk dat nu al dat gekrakeel ontbrak en dat de bondgenoten niet meer verstoord keken. Daardoor zijn we nog steeds zelfstandig, dacht hij, zo bewijzen we zogenaamd dat we onze eigen boontjes nog kunnen doppen, en is dat niet heel wat waard? Ja, antwoordde zijn nationale trots. Nee, schreeuwde zijn persoonlijk ambitie daar overheen, niet als er nog steeds zo’n chaos heerst onder de dekmantel van schijnbare orde. De pest van dit land was natuurlijk dat we hier met z’n allen veel te democratisch zaten te doen van oorsprong. En dat gold net zo goed voor het militair gezag, inclusief hemzelf. De traditie had hier tot zachtheid geleid, en daar was hij ook zelf het slachtoffer van, dat wist hij best. Er had eigenlijk van meet af aan veel rigoureuzer opgetreden moeten worden, veel meer zoals in de omringende landen het geval was, en vooral ook veel eerder. Maar daar had je nu niks meer aan. Die verdomde economie ook. Die kon je niet zomaar even een twee drie weer op poten zetten. Al hadden ze gedacht dat dat wel zou lukken, het was ten slotte in de officiële verklaringen het hoofddoel geweest en dat was het het nog steeds. Zij zouden doen, zo hadden ze beloofd, wat de burgerregeringen niet gelukt was. Een militaire Raad voor de Nationale Noodzaak. Orde op zaken op het moment dat dat het land in een chaos dreigde weg te zinken. Geen kwaad woord over het laatste burgerkabinet overigens, die hadden juist op de goede golflengte gezeten met hun stringente bezuinigingsbeleid voor de overheid en hun grotere financiële vrijheid voor het bedrijfsleven. Nee, het was het volk dat niet deugde, die verwende krengen van de vroegere welvaartsmaatschappij die het verdomd hadden zich aan de gewijzigde maatschappelijke situatie aan te passen. Het was de afwijzing geweest door het volk van de permanente golf van gezonde en noodzakelijke maatregelen van de regering die ingrijpen onvermijdelijk had gemaakt. Héél stom van het volk, om de internationale ontwikkelingen niet maatgevend te achten voor de eigen reactie. In alle andere landen had het leger in vergelijkbare situaties zich gedwongen gevoeld in te grijpen. Hadden ze nou echt gedacht dat dat in dit land ánders zou kunnen gaan? Alsof de grote bondgenoten zo’n klein lastig broertje naast zich hadden zullen dulden, zo’n broeinest van protesten en ongeregeldheden als verkeerd voorbeeld voor de eigen gepacificeerde bevolking, die vooral niet meer op verkeerde gedachten gebracht mocht worden. Nee, ze waren nog net op tijd geweest met hun vredelievende machtsgreep. Nog net op tijd was er een eind gemaakt aan de chaos van stakingen, op rellen uitlopende demonstraties, en sabotering van de openbare dienstverlening waardoor na een aantal maanden de samenleving totaal ontwricht was geraakt. Generaal Duyff kon best bewondering opbrengen voor de laatste burgerregering die desondanks zijn poot stijf had gehouden en zelfs geen enkele concessie had gedaan aan de stortvloed van waanzinnige eisen die de zogenaamde revolutionaire comités hadden geproclameerd. Zij hadden er ook niets aan kunnen doen dat het volk niet wilde inzien dat er geen andere weg was. En waren een aantal ministers van toen niet ook nu nog zijn zeer gewaardeerde medewerkers?
Toch begreep hij er geen bal van. Aan de arbeidsonrust was een einde gekomen, de orde was keurig hersteld, arbeidstijdsverkortingen en inkomensverlagingen waren onder dwang doorgevoerd. Waarom verrekte die klote-economie het dan om zich te herstellen? Waren ze hier te laat geweest ten opzichte van het buitenland, waar het in ieder geval minder slecht ging? Goed, goed, hij wist ook best dat generaals niet de beste economen waren, dat was overal ter wereld meer dan eens bewezen, maar ook in eendrachtige samenwerking met burgers ging het dus niet. Ach, er waren natuurlijk wel meer nadelige factoren aan te wijzen in dit land. Erg gezagsgetrouw waren de burgers hier van oudsher niet, en zoiets werkte overal in door. Wat kon je uitrichten tegen stelselmatige kleine sabotage en lijntrekkerij? De dader lag altijd op het kerkhof en je kon moeilijk iederéén opsluiten. En dan waren er hier ook veel te veel moeilijke groeperingen, om maar eens een eufemisme te gebruiken, om alles goed te kunnen controleren en onder de duim te houden. Als je zoiets dan nog gedeeltelijk met een dienstplichtigenleger moest doen ook, dan kon je het eigelijk helemaal wel schudden. OK, er waren vorderingen gemaakt, maar goed ging het niet. Zoals bijvoorbeeld met al die verrekte buitenlanders waar ze nu maar mooi definitief mee opgescheept zaten. Dan wás eindelijk de beslissing genomen om het hele zootje in één klap terug te sturen naar waar ze vandaan kwamen en dan blijkt dat je te laat bent! Dan blijken net al die landen met een knal de deur dicht gesmeten te hebben. Niemand er meer in, wie buiten is blijft buiten, van nu af aan zijn landgenoten in den vreemde geen landgenoten meer, we hebben het zelf al moeilijk genoeg met onze eigen mensen die hier wel zijn gebleven, en jullie zien maar hoe je het verder opknapt. Een flinke oprotpremie hielp ook al niet meer. Daar zat je dan mooi mee, terwijl de buren natuurlijk wel net op tijd waren geweest met terugsturen. En het was hier al zo vol ….
*
Het duurde wel verrekte lang vandaag voor ze reageerde. Maar eindelijk, daar kwam ze dan, het lome zuchten en kreunen dat plotseling overging in een siddering van het onderlichaam. Nog even en ze zou wakker worden, of ze was het al maar wilde dat nog even niet weten. Wisdom wachtte het moment af dat ze haar ogen opsloeg want hij verdomde het met haar te neuken voor ze er helemaal bij was. Daarna mocht ze wat hem betrof weer in de bedwelming wegzinken, een ándere bedwelming.
“Ojee, Wisdom”, protesteerde ze flauwtjes, “Kun je dan ook nooit eens lekker uitslapen en je overwerkte vingers rust gunnen …. en mij erbij?” Maar hij voelde hoe nat ze was, en zelf wist ze ook dat ze allang verkocht was.
“Wat ben je toch altijd een lekker ventje”, knorde ze tevreden, nadat ze zwijgend maar niet geruisloos de liefde hadden bedreven. Ze kriebelde wat onhandig in zijn kroeshaar en op de een of andere manier vond hij dat onaangenaam, al had hij dat nog nooit laten blijken. Om er een eind aan te maken draaide hij zich om en zei: “Ik denk dat ik je raad maar eens opvolg, eigenlijk ben ik nog lang niet uitgeslapen.” Dat hielp, want de wriemelende vingers hielden op en gleden van zijn hoofd langs zijn lichaam naar beneden waar ze werkeloos op zijn heup bleven hangen. Daar in de buurt mochten ze wat hem betrof best weer aan het werk, maar toen haar hand stil bleef liggen en niet zoals meestal zijn pik opzocht om zich daar aan vast te klampen, verslapte hij ook en ontspande zich.
Om onduidelijke redenen moest hij aan vroeger denken. Hoe lang was het eigenlijk geleden dat hij met een zwarte vrouw in bed gelegen had? Vroeger ja, tijdens zijn jeugd in Nigeria, voordat hij naar Europa was gekomen om medicijnen te studeren, toen waren er alleen maar zwarte vrouwen. Toen kon hij soms net zo naar een blanke vrouw verlangen als nu naar een zwarte. Maar dat ging nu niet meer, dat was te gevaarlijk geworden. Tijdens zijn studietijd was dat allemaal nog geen probleem, en ook niet de eerste jaren dat hij als chirurg in het ziekenhuis werkte. Want als zovelen die gekomen waren met het ideaal zo snel mogelijk naar het vaderland terug te keren om het te helpen opstoten in de vaart der volkeren, was hij hier blijven hangen, gelokt door het grote geld, de hoge posities, de luxe en niet in de laatste plaats de blanke vrouwen. In het begin was hij nog wel eens voor de lol met een rasgenote het bed in gedoken, als hij zin had in een wat ongecompliceerder tussendoortje, in seks als ontspanning in plaats van voortdurende competitie. De blanke dames wilden maar al te graag met zo’n interessante mooie jonge zwarte arts gezien worden. Moeiteloos profiteerde hij van wat hij ze in overvloed te bieden had: standing en educatie, spannend gecombineerd met een tikje wildheid en jungle. Een tijdlang was deze combinatie sterk in de mode geweest, maar het was een gril gebleken net als zoveel hypes. Hij wist best dat al die damesbelangstelling voornamelijk nieuwsgierigheid was, maar hij maakte er gretig gebruik van. Ten slotte was het bij hemzelf niet veel anders, als je de berekening niet meetelde.
Maar nu was alles anders, heel anders zelfs. Nu was iedere vrouw voor hem taboe, behalve zijn eigen vrouw. Niet dat dit van hém uitging, welnee, zo waren de tijden nu eenmaal. Blanke vrouwen wilden tegenwoordig niet meer, sinds de rassen zo uiteengejaagd waren, durfden misschien ook niet meer, in ieder geval was dat hoofdstuk afgesloten. Veel te gevaarlijk. En zwarte vrouwen kon hij helemáál maar beteer uit zijn hoofd zetten; het zou niet best zijn als hij daar ooit mee betrapt werd. Voor zijn eigen bestwil was hij trouwens al jaren niet meer met welke zwarte dan ook omgegaan, dus ook niet met mannen, behalve als het beroepshalve niet te vermijden was. Maar het liefst ging hij de schaarse zwarte en halfbloed collega’s helemaal uit de weg. Dat kon je lafheid noemen, maar zelf zag hij het liever als gezond verstand. Zolang hij zich tot het kringetje van zijn eigen vrouw beperkte, zich uit de naad werkte en vriendelijk deed, zich gedroeg als een wat donker uitgevallen blanke, was hij veilig. En reken maar van yes dat hij dat zou blijven doen, er zou desnoods geen blankere te vinden zijn dan hij, want hij had heel veel te verliezen. Hij zou de eerste niet zijn die door een stommiteit zijn moeizaam bevochten blanke privileges was kwijt geraakt. Tegenwoordig kon je nergens meer zeker van zijn, hoewel, met hem zou het nog wel meevallen als hij zijn verstand gebruikte, want hij was niet zomaar iemand. Een kind wist dat hij de beste chirurg van de stad was, een kundig vakman en autoriteit in zijn discipline, en met een vrouw van aanzien uit de beste kringen. Nee, voorlopig was er niets te duchten al hoorde je soms de gekste geruchten.
Wisdom stak een hand boven de dekens uit en bewoog zijn lenige vingers. “Goed zo jongens”, sprak hij, “Ik reken op jullie. Jullie mogen mij niet in de steek laten, anders gaan jullie eraan. Is dat duidelijk?” Als antwoord balde zich een vuist en stak een duim omhoog, ten teken dat ze het begrepen hadden. Hij knipoogde terug en viel gerustgesteld in slaap.
Lees verder: Hoofdstuk 2 – Servus