Perspectief – deel 2: Zuid-Oost – 2. Servus

Door Joop Heij

Hoofdstuk 2: Servus

 

Generaal Duyff, die zich liever niet in zijn militaire rang presenteerde en er op stond als minister-president met “excellentie” te worden aangesproken, blies een zware rookwolk uit voor hij de peuk van zijn zoveelste sigaar in de tjokvolle asbak deponeerde. Er hing een dichte damp in het vertrek die men exemplarisch mocht achten voor de mate van inzicht die zijn als verhelderend bedoelde analyse tot op dat moment had opgeleverd.

Zo ging het nu altijd. Talloze gedachten wervelden zich dooreen tot de afzonderlijke draden een verhullende sluier gesponnen hadden in plaats van een ordelijk patroon. Generaal Duyff beschouwde zijn gedachten graag als de zaden van vruchten die ontkiemden, wortel schoten, zich ontwikkelden en uitgroeiden tot forse bomen, die opnieuw vrucht zouden dragen, maar die hem in werkelijkheid eerder het uitzicht op het bos benamen. Generaal Duyff was dol op vergelijkingen maar was er eerder berucht door. Hij doorspekte zijn toespraken ermee en slaagde er vaak in met zijn redenaarsstijlbloempjes de handen bewonderend in plaats van plichtmatig op elkaar te krijgen. Maar hij moest aan zichzelf toegeven dat wat hij als verduidelijking of als toelichting bedoeld had, de zaak vaak alleen maar versluierde of ontoegankelijker maakte. Niet zelden werd er helemaal niets door opgehelderd maar integendeel zo’n rookgordijn gelegd dat het zelfs kon voorkomen dat het geheel de mist in ging.

Peinzend tuurde generaal Duyff door de dikke walm naar de muur, op zoek naar een denkbeeldig punt waarop hij zich zou kunnen concentreren. Hij wist het, als hij eenmaal zo ver was als nu, was hij op een dood punt aanbeland. Zo ging het nu al ik weet niet hoe lang. Wat was hier aan te doen? Hoe vond je een uitweg uit deze impasse? Waar lag de oplossing?

De oplossing op dit cruciale moment nam de vorm aan van een oude ambtenaar, en deze lag niet, maar liep zeulend met een stapel oude dossiers naar de kamer van de minister-president. Het dode punt verdween als sneeuw voor de zon die door het bescheiden klopje van de oude ambtenaar zou doorbreken, maar dat wist generaal Duyff toen nog niet. In ieder geval was het een welkome afleiding, het strenge verbod hem in zijn werkkamer te storen ten spijt.

“Binnen!”, riep de generaal, en tot zijn verbazing zag hij de trouwe oude ambtenaar mr. Servus binnenschuifelen, die al sinds mensenheugenis aan dit departement was verbonden en niet allen vele heren had gediend maar ook overleefd, door zijn feilloze aanpassingsvermogen.

“Waaraan hebben we deze eer te danken?”, vroeg generaal Duyff, die niet onvriendelijk stond tegenover mensen die in het leven nauwgezet hun plicht deden.

“Excellentie”, begon mr. Servus, die wel wist hoe generaal Duyff het graag hebben wilde, “neemt u mij niet kwalijk dat ik u tegen uw orders in stoor, maar ik heb hier iets waarvan ik denk dat het u wel zal interesseren.”

Mr. Servus schoof de hele stapel stoffige documenten over bureau tot onder de neus van de generaal, die hem nieuwgierig aankeek en uitnodigde plaatst te nemen. Haastig voldeed Mr. Servus aan dit verzoek dat hij tevens opvatte als een aanmoediging om door te gaan. Hij schraapte enigszins plechtig de keel alsof hij iets heel bijzonders ging zeggen en stak aarzelend van wal.

“Ja ziet u, excellentie, u moet me vooral niet verkeerd begrijpen en mijn initiatief absoluut niet zien Als kritiek op uw beleid ….. maar, hoe met ik het zeggen ….”

“Kom kom, beste Servus”, bemoedigde generaal Duyff zijn overvoorzichtige dienaar, “geneer je niet, voor de draad ermee, vooruit, zo’n boeman ben ik nou ook weer niet, dat weet je best.”

“Goed”, vervolgde mr. Servus wat resoluter, “de zaak komt hierop neer: Ik heb me de laatste tijd zorgen gemaakt en ernstig nagedacht over de situatie waain het land nog steeds verkeert …. Ik wil me natuurlijk helemaal niet met uw zaken bemoeien of met dingen die me niet aangaan, maar ik weet dat u zich ook zorgen maakt. En nu wil het geval dat ik bij toeval in aanraking ben gekomen met deze oude documenten, die wellicht een bijdrage zouden kunnen leveren aan het vinden van de juiste oplossingen voor de problemen waar het land, war u mee te kampen heeft.”

Generaal Duyff keek de oude ondergeschikte met onverholen nieuwsgierigheid aan en was verrast door diens ongehoord moedige optreden, dat ieder ander mens tien tegen één als ontoelaatbare bemoeizucht aangewreven zou worden en dat voor de ongelukkige in kwestie ongetwijfeld faliekant verkeerd zou zijn afgelopen. Hij zei echter niets en de oude (zijn leeftijd en zijn staat van dienst waren zijn redding) verstoutte zich door te gaan.

“Ik loop hier al heel wat jaartjes mee en ik heb altijd getracht het land naar mijn beste vermogen te dienen. Ik hoop dat ik dat ook op deze manier kan doen, door u op mogelijkheden attent te maken waarvan u het bestaan niet kúnt kennen. Zelf was ik de hele zaak ook glad vergeten en het is min of meer toeval dat ik er weer op gestuit ben. En nu dacht ik, nadat me alles weer te binnen was geschoten en ik de boel nog eens heb uitgezocht, dat ik er goed aan deed u persoonlijk op allerlei mogelijkheden te wijzen waar u zelf wellicht niet op zou zijn gekomen, en ….”

Generaal Duyff begon nu toch wel een beetje ongeduldig te worden door de omslachtige manier waarop de oude ambtenaar de zaak in veilig vaarwater trachtte te houden, en hij onderbrak hem dan ook korzelig: “Draai er niet langer omheen, Servus, en zeg waar het op staat!”

Mr. Servus knikte maar liet zich toch niet verleiden tot een boude manier van uitdrukken en bleef zo voorzichtig mogelijk formuleren, al was hij nu inderdaad iets duidelijker.

“De zaak zit zo, excellentie: U kúnt deze documenten niet kennen, om de doodeenvoudige reden dat ze officieel niet bestaan. Ze zijn namelijk, vanwege het toentertijd schandalige ervan, nooit opgenomen in het geautomatiseerde databestand. Wellicht zult u willen tegenwerpen dat dit onmogelijk is, dat álle gegevens die bestaan of ooit bestaan hebben, zijn verwerkt in onze registratiesystemen. Ik geef toe dat dit waar is, dat wil zeggen voor bijna alles waar is, maar er zijn uitzonderingen. Deze documenten zijn zo’n uitzondering. En misschien bestaan er nog wel meer.”

Mr. Servus liet hier ruimte voor een interruptie omdat hij die verwachtte, maar generaal Duyff reageerde niet, en dus vervolgde hij zijn uiteenzetting.

“Ik ben een man van de oude stempel, excellentie. Dit betekent niet dat ik naar het verleden terugverlang, maar wel hecht ik waarde aan de goede oude dingen die in onbruik zijn geraakt. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar ik snuffel graag, als hobby zeg maar, in de oude Archieven. Mijn hart gaat nu eenmaal meer uit naar oude papieren dan naar beeldschermen, microfilms en combinatiecodes. En volkomen toevallig kreeg ik van de week deze documenten in handen. Toen ik ze inkeek herinnerde ik me ineens wat er mee aan de hand was. Jaren geleden werden deze documenten aan diverse ministeries toegestuurd door een man die pretendeerde pasklare oplossingen te hebben voor allerlei problemen die het land teisterden. Ze hebben toen veel stof doen opwaaien binnen de departementen, werden zorgvuldig geheim gehouden en door de toenmalige regering natuurlijk verworpen. En niet alleen dat, er gebeurde nog veel meer. Er werden maatregelen getroffen om te zorgen dat er niets van die voorstellen kon uitlekken en er werd zelfs een interne doofpot georganiseerd. De stukken werden wel in het archief opgeborgen, maar zodanig dat het bestaan ervan niet werd toegegeven. Ook in de oude catalogi treft men dus geen enkele aanwijzing in dezen aan. En zelfs werd de inzender van deze stukken, die hoogstwaarschijnlijk de enige auctor intellectualis ervan was, onschadelijk gemaakt. Ook hij werd opgeborgen, waarbij zorgvuldig iedere vorm van proces werd vermeden, om te voorkomen dat er aan deze ideeën ruchtbaarheid kon worden gegeven. Daarna is er officieel nooit meer een woord over gesproken. Men achtte de zaak toen niet opportuun en was bang voor uit de hand lopende conflicten, als de discussies zich toen op dergelijke ideeën zouden hebben toegespitst. Maar ik wéét toevallig, want ik was er zelf nog bij betrokken, dat er ook toen al mensen met het idee rondliepen dat de voorstellen zo gek nog niet waren. Hoe het ook zij, de tijd was er in ieder geval niet rijp voor. Of dat nu wel zo is, is niet aan mij om te beoordelen. Ik achtte het in ieder geval mijn plicht om u op het bestaan van deze door mij herontdekte plannen te wijzen.”

Mr. Servus stond op. Hij achtte zijn missie volbracht. Het woord was nu aan de anderen. Hij nam afscheid van de minister-president met het aanbod dat hij te allen tijde bereid en beschikbaar was om er met zijne excellentie van gedachten over te wisselen. Hij kende de stukken door en door, misschien zou hij ook eventuele vragen of onduidelijkheden ….?

Generaal Duyff bedankte mr. Servus voor zijn toewijding, vergaf hem ruiterlijk zijn inbreuk op het protocol en verleende hem toestemming om te vertrekken.

Zodra mr. Servus het vertrek had verlaten stortte generaal Duyff zich op de stapel documenten die de oude ambtenaar zo veelbelovend had weten te presenteren, zonder te zeggen welke bijzondere geheimen ze bevatten. Hij sloeg de eerste paar mappen open en las de titels, die onmiddellijk zijn buitengewone belangstelling wekten.

*

Wisdom Ojé Ojé bracht de hele ochtend met slapen door zonder nog één keer wakker te worden. Dit betekende niet dat zijn slaap volkomen ongestoord was, integendeel, hij droomde als een gek, de grootst mogelijke onzin door elkaar, van het soort waar je niets aan hebt (zelfs niet al zijn er aangename lichamelijke sensaties aan verbonden), maar waaraan ook iets beangstigends kleeft en waar je doodmoe van wordt, wat je pas merkt als je katterig of paniekerig of gewoon gesloopt wakker geworden bent . De dag belooft daarna niet veel goeds meer, hoewel zoiets in de praktijk voor de meeste mensen meestal reuze blijkt mee te vallen.

Lees verder: Hoofdstuk 3 – Uitkomst